Via Nova: een klein, kwetsbaar groepje in Amsterdam
Een eigen kerkgebouw heeft Via Nova niet. De samenkomsten –zondagsmorgens om elf uur– en doordeweekse activiteiten worden gehouden in het LolaLuidgebouw in Amsterdam-Slotervaart. Deze vroegere school fungeert sinds januari als „broedplaats” voor allerlei stichtingen, winkeltjes, yogaclubs, artiesten. „En sindsdien zitten wij hier ook”, zegt Gert-Jan Roest, terwijl hij via de brede trap naar binnen loopt. „Daar, rechts, de theaterzaal, is onze kerkruimte.”
Via Nova –letterlijk: nieuwe weg– is een van de zendingsgemeenten binnen de CGK. Roest is er sinds het allereerste begin bij betrokken, de laatste jaren als evangelist naar artikel 4 van de kerkorde – wat inhoudt dat hij binnen déze gemeente mag voorgaan en de sacramenten bedienen.
De wortels van Via Nova liggen in de christelijke gereformeerde kerk in Amsterdam, de huidige Amstelgemeente. Deze kleine cgk maakte in 2001, met de komst van dr. S. J. Wierda, een doorstart. „Een jaar later ben ik er begonnen”, zegt Roest. „Samen met een stagiair, Carlo de Waal –die later Stichting Present Amsterdam heeft opgericht– zijn we toen, onder meer aan de hand van interviews, gaan nadenken over het opzetten van een gemeentestichtingsproject. Dat werd Via Nova. Met Pasen 2006 konden de eerste samenkomsten worden gehouden, in de Vondelkerk in het centrum. In het begin maandelijks, later elke week.”
Dat was dus tien jaar geleden. Komende zaterdag en zondag staat Via Nova stil bij haar jubileum.
Grote woorden worden er in de uitnodigingsmail niet gebruikt. „We kijken terug en beseffen: we zijn een klein en kwetsbaar groepje. Veel hebben we Amsterdam niet te bieden. Er ging bovendien van alles mis. Toch zijn we dankbaar voor de manier waarop God ons heeft gebruikt de afgelopen 10 jaar. We mochten vertellen over Jezus. We dienden de stad. Mensen kwamen tot geloof.”
Kunt u beide kanten wat toelichten?
„Laat ik met het positieve beginnen. We zijn heel dankbaar dat er mensen met een seculiere achtergrond mochten worden gedoopt. Of dat mensen die als kind met het christelijk geloof waren opgegroeid maar dit waren kwijtgeraakt, tot vernieuwing van hun geloof kwamen.
En met een heel aantal zoekers hebben we twee à drie jaar opgetrokken. Ze vertellen ons dat dit hen enorm heeft geraakt, geïnspireerd. Dat een groot deel van deze groep de uiteindelijke overstap niet heeft gemaakt, is tegelijk ook waar. Daar liggen voor mij ook allerlei vragen.”
Zoals?
„Je blijft jezelf de vraag stellen wat de oorzaak is. We proberen steeds weer manieren te vinden die aansluiten bij mensen, willen alle mogelijke obstakels uit de weg ruimen – op dat van het kruis na. In die zin deed het me wel goed wat laatst iemand tegen me zei. We hadden zeven avonden belegd als een soort oriëntatiecursus, we doen dat één à twee keer per jaar. De vijfde avond zou het over het kruis gaan. Diegene zei toen: „Alles wat mij irriteert aan het christelijk geloof, komt in deze avond samen.” Ik dacht: Gelukkig dat we dát obstakel niet uit de weg blijken te hebben geruimd.”
Zag u de bezoekersaantallen door de jaren heen sterk schommelen?
„We groeien nog steeds. Maar inderdaad: het aantal bezoekers schommelt. We zijn inmiddels wel een gezinskerk geworden: mensen die eerst nog alleen of samen kwamen, kregen kinderen. Dat heeft ook wel weer gevolgen: zij verhuizen soms weer. Op dit moment hebben we zeventig volwassen deelnemers, oftewel leden, en dertig kinderen. Die zijn er zondags niet altijd, het gebeurt ook dat we hier met 45 volwassenen zitten. Naast de deelnemers kennen we nog de betrokkenen: zij tonen wel interesse, maar komen nog niet tot de stap om zich aan te sluiten.
Laatst hebben we gevraagd wat mensen nu van onze diensten vonden – we waren daar na tien jaar wel benieuwd naar. Een paar kernwoorden: eigentijds en toch prikkelend; er is ruimte voor twijfel maar ook een heldere lijn; en creativiteit, met muziek en verbeelding, wordt gewaardeerd. En: het geloof krijgt praktisch gestalte, onder andere in het buurtwerk.
Dat klopt, er gebeurt echt veel, samen met andere kerken in de stad. Sinds twee jaar kennen we een studentenpastor, Maarten Vogelaar, die veel doet onder studenten op de Vrije Universiteit. Hij heeft inmiddels ook ingangen in debatcentrum De Rode Hoed.”
Er ging ook van alles mis, schreef u.
„We zijn kwetsbaar. Dat is allereerst een feitelijke observatie: we zijn een kleine groep, en in financieel opzicht niet zelfvoorzienend. We bevinden ons eigenlijk nog steeds in de opbouwfase.
Maar er gingen ook zaken niet goed, en dan denk ik onder andere aan de dingen die geleid hebben tot de afzetting van Siebrand Wierda als predikant, twee jaar geleden. Hij is daar zelf heel open over, vandaar dat ik het ook noem. Siebrand is trouwens nog steeds betrokken bij Via Nova, zaterdag zal hij ook het woord voeren en terugblikken op de geschiedenis.
Zulke dingen grijpen in. Anderzijds: Via Nova had weleens het imago dat het allemaal een groot succes was. En natuurlijk, niemand hangt graag de vuile was buiten. Maar ook Via Nova wordt gevormd door ménsen, die het van genade moeten hebben.”
Op pastoraal en diaconaal terrein zult u eveneens met moeilijke dingen te maken krijgen. Weleens de moed laten zakken?
„O zeker. Ik ben zo iemand die overal diep doorheen gaat. Minstens één keer per jaar heb ik de neiging om mijn koffers te pakken: wegwezen hier. Maar het volgende moment denk je dan: Wat een prachtig werk toch. Zeker als je een pastoraal hart hebt, kríjg je hier ook veel energie.”
Roest hoopt op 6 juli aan de VU te promoveren op een dissertatie over „het Evangelie in de westerse context.” Belangrijke vraag daarin is die die de anglicaanse zendingstheoloog Lesslie Newbigin eens stelde: „Kan het Westen bekeerd worden?” Aan de hand van de theologen Hendrikus Berkhof en Colin Gunton komt Roest tot een eigen benadering: de Evangelieverkondiging dient veel meer rekening te houden met het feit dat de westerse, postchristelijke cultuur een „schaamtecultuur” aan het worden is, met haar eigen „afgoden.” „Luthers vraag: „Hoe krijg ik een genadig God?” speelt voor de seculiere mens geen enkele rol meer. In deze tijd gaat het veel meer om vragen rond macht en machteloosheid, schaamte en eer, angst en hoop. En om nieuwe spiritualiteit, yoga, mindfulness. Misschien laat de Geest vandaag daarom andere aspecten van Jezus’ werk oplichten – en moeten wij dat ook doen.”
Uw stellingname roept herinneringen op aan de bekende gedachtewisseling tussen Gereformeerde Bondsvoorzitter ds. G. Boer en prof. Berkhof, in 1956. Boer stelde dat in welke cultuurfase we ons ook bevinden, de schuldvraag dé grondvraag blijft. „Wie voor God staat, blijft alleen de schreeuw om genade over.”
„Op dit punt kan er snel miscommunicatie ontstaan. Ik ontken de diepste geestelijke realiteit van zonde en genade niet, en al zouden zoekers deze vraag niet als hun vraag hebben, dan nog weten we dat als de Geest hen leidt, ze deze noties wel leren kennen. Waar het mij om gaat, is wat contextualisatie wordt genoemd. Luthers vraag is er een die kenmerkend was voor de westerse cultuur in zíjn tijd, waarin schuldgevoelens wijd verspreid waren. De huidige tijd is een andere. Daar moet je dan ook anders mee omgaan. Toen zendelingen in Japan, ook vanuit de reformatorische traditie, er achter kwamen dat de Japanse cultuur een volstrekt andere is dan de westerse, een echte schaamtecultuur, pasten zij hun boodschap aan, en terecht.”
Wie de recente kerkgeschiedenis van Amsterdam bestudeert, komt nogal wat evangelisatieprojecten tegen. Dr. J. J. Buskes zette zich er in zijn tijd voor in; in 1972 was er de grote actie Kruistocht. Het lijkt alles tot mislukken gedoemd. Is er hoop?
„Absoluut. Maar wat bedoelen we met mislukken? Er zijn zendelingen geweest, in Afrika, in het Midden-Oosten, die amper vrucht zagen op hun werk, en een of twee generaties later kwamen er alsnog tal van mensen tot geloof. Een kleine minderheid die trouw is aan het Evangelie, die wat uitstraalt naar zijn omgeving, die laat zien wat hulpbetoon is, heeft misschien ook wel meer kracht dan een grote meerderheid die lauw is. En: kijk hoe God in andere delen van de wereld aan het werk is. Daar gebeuren ongelooflijke dingen.”
Tijdens het ”Via Novafestival”, zaterdag, blikt u ook vooruit. Hoe ziet u de toekomst van de kerk?
„Onlangs was ik bij een bijeenkomst waarop Theo Visser van ICP, International Church Plants, sprak. Volgens hem had je in de geschiedenis eerst de kerk 1.0: mensen kwamen samen in groepjes, in huiskamers. Vervolgens kwam de kerk 2.0: er kwamen kerkgebouwen, enorme kerkgebouwen. En zo langzamerhand gaan we toe naar kerk 3.0. Sommigen verwachten dat dat een soort terugkeer naar 1.0 is: de kleine groepjes, de huiskamers. Zelf denk ik dat we voorlopig ook nog wel in kerkgebouwen zullen samenkomen, op zondag. Maar dat, zeker in de steden, de kleinere groepjes een belangrijke rol gaan spelen, zie ik ook. Groepjes mensen die vanuit de navolging leven, hun maskers hebben afgedaan, dienstbaar en vrijgevig zijn. Die kunnen toch impact hebben op hun omgeving.”
Gert-Jan Roest
Gert-Jan Roest (50) is sinds het begin, rond 2002, betrokken bij Via Nova in Amsterdam. Op dit moment is hij voor 50 procent van zijn tijd voorganger van deze zendingsgemeente binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Daarnaast is hij onder meer docent aan de Theologische Universiteit Kampen van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Roest groeide op in Baarn, waar hij behoorde tot de christelijke gereformeerde kerk. Woensdag 6 juli hoopt hij aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam te promoveren op het proefschrift ”The Gospel in the Western Context”. In de inleiding daarop schrijft hij dat onder de bediening van „een zeker predikant” –ds. R. van Beek uit Baarn– zijn ogen werden geopend „voor de schoonheid van het Evangelie en de werkelijkheid van Jezus.” Later kwam er de vraag hóé dit Evangelie te verkondigen in de huidige cultuur.
In de jaren negentig werkte hij een tijdlang voor de evangelicale zendingsorganisatie Operatie Mobilisatie in Rusland.
Roest, woonachtig in Amsterdam, is gehuwd en heeft twee kinderen.
Lees ook
In beweging voor Amsterdam (Reformatorisch Dagblad, 15 juni 2006)