Wetenschappelijk Instituut CDA: Herwaardeer burgerschap
DEN HAAG. Wat staat de overheid te doen in een samenleving die steeds losser en minder geordend wordt? Minder regels uitvaardigen en meer vertrouwen op het probleemoplossende vermogen van mensen zelf.
Burgerschap verdient herwaardering, betoogt mr. Maarten Neuteboom van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (WI CDA) in het vrijdag gepubliceerde rapport ”Gezag, vrijheid en burgerschap. De rol van de overheid in onze samenleving”.
Burgerschap is „bij uitstek iets wat in de samenleving zelf gebeurt”, stelt Neuteboom. „Te beginnen in gezinnen waar generaties elkaar waarden overdragen en op scholen waar kinderen hun vorming krijgen.”
Overheidsbeleid kan daar maar in beperkte mate aan bijdragen, meent hij. De overheid kan zich daarom maar het best beperken tot het in stand houden van voorwaarden waaronder burgerschap tot bloei zou kunnen komen.
Onbegrijpelijk
Dat het kabinet de maatschappelijke stage voor scholieren heeft afgeschaft, noemt Neuteboom daarom „onbegrijpelijk.” Juist op die manier konden jonge mensen vaardigheden opdoen „die belangrijk zijn voor het leven in een democratie.” Zo maakte de stage „onder meer duidelijk dat een samenleving floreert bij een balans tussen rechten en plichten.”
In de reeks beleidsaanbevelingen aan het eind van het rapport pleit de CDA’er er daarom voor om een maatschappelijke dienstplicht in te voeren om burgerschap aan te kweken. „Hiermee kunnen jongvolwassenen zich niet alleen een jaar oefenen in dienstbaarheid aan medeburgers, maar kunnen zij zich ook bewust worden van het feit dat tegenover rechten ook plichten staan.”
In dat verband stelt hij tevens voor om vormen van sociale dienstverlening te introduceren. Zodat mensen iets kunnen terugdoen voor de samenleving als ze werkloos worden of de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken.
De overheid zou daarnaast gezinnen en families meer moeten ondersteunen. „Zij zijn het hart van de samenleving en dé plaats waar het oefenen in samenleven en burgerschap begint.”
Als er kinderen komen, leidt dat vaak tot een forse teruggang in inkomsten, constateert Neuteboom. „Samenwonen en trouwen zijn maar al te vaak fiscaal onvoordelig.” Daarom „moet het belastingstelsel gezins- en familievriendelijk worden ingericht.”
Hij dringt er verder op aan de belastingdruk voor burgers te verlagen. „Zo ontstaat er meer financiële ruimte voor het ontplooien van maatschappelijke initiatieven.” En als het Rijk minder belasting heft, kunnen gemeenten juist meer belasting gaan innen. Die zouden daardoor meer mogelijkheden krijgen om eigen beleid te voeren. Gemeenteraden kunnen dan „uitgroeien tot het daadwerkelijke politieke platform dat ze op lokaal niveau zouden moeten zijn.”
De overheid dient verder de samenleving te „ontregelen.” Niet alles moet worden dichtgeregeld; waar mogelijk zou regelgeving na verloop van tijd zelfs automatisch kunnen vervallen.
Burgers moeten op het gebied van zorg, onderwijs en sociale zekerheid meer vrijheid en bevoegdheden krijgen om zaken zélf te organiseren. „Een mogelijkheid is om in het onderwijs de financiering van onderwijsinstellingen meer via ouders te laten verlopen, bijvoorbeeld via een voucher- systeem.”
Een „schild voor de zwakken” moet de overheid „zijn en blijven.” Ze moet zo veel mogelijk zien te „voorkomen dat mensen onder het bestaansminimum terechtkomen.”
De overheid is niet langer „de vormgever van de samenleving, maar veeleer het verlengstuk van de maatschappij”, staat in het rapport. Ze heeft ook aan gezag ingeboet. Herstel daarvan „zal geen gemakkelijke opgave zijn”, denkt Neuteboom. Maar hij ziet wel een oplossing: „Een deel van het antwoord zal moeten worden gevonden in het karakter van politici zelf, zoals moreel leiderschap en dienstbaarheid aan het algemeen belang. De behoefte daaraan lijkt groot.”