„Ex-toplieden zorgden voor problemen Shell”
Shell verwijt de problemen rond het overwaarderen van de bewezen olie- en gasreserves vooral zijn voormalige topmannen Philip Watts en Walter van de Vijver.
Dat blijkt uit het interne onderzoek dat het olieconcern op dit moment uitvoert, aldus The Wall Street Journal maandag. Volgens stukken waar NRC Handelsblad over beschikt waren zij bovendien al in september 2003 gewaarschuwd voor de gevaren die het koppelen van bonussen aan voorraadwaarderingen met zich meebracht.
Het Brits-Nederlandse bedrijf moest begin dit jaar de bewezen olie- en gasvoorraden 20 procent (3,9 miljard vaten) lager waarderen. Dat leidde tot een vertrouwenscrisis, de roep om de organisatiestructuur te veranderen en het ontslag van bestuursvoorzitter Watts en van het hoofd van de exploratie- en productiedivisie, Van de Vijver. Naar aanleiding van alle ophef kondigde Shell een groot intern onderzoek aan. Totdat dit formeel klaar is, gaat het bedrijf niet in op publicaties over deze materie, aldus een woordvoerder.
De afronding wordt eind deze maand verwacht. Het rapport is voorbereid door een groep van speciale financieel deskundigen bij Shell, de zogeheten audit committee, en een team van externe juristen. Het meer dan 200 pagina’s tellende stuk circuleert volgens de online-editie van The Wall Street Journal momenteel onder de leden van de raad van bestuur en onderzoekers. De gehele top van Shell zal zich er later deze week over buigen. Daarna moeten de toezichthouders van de moederbedrijven van Koninklijke/Shell Groep het verslag nog goedkeuren, meldde de Amerikaanse zakenkrant maandag.
De makers van het conceptverslag over wat er mis is gegaan rond het waarderen van de bewezen olie- en gasreserves adviseren de top van Shell niet verder te veranderen. Want hoofdzakelijk bestuursvoorzitter Watts en Van de Vijver droegen volgens hen schuld. Zij hebben nagelaten de problemen over de te hoog ingeschatte bewezen olie- en gasreserves in een vroegtijdig stadium naar buiten te brengen.
Stukken die NRC Handelsblad in handen heeft, bevestigen de optiek dat de topbestuurders van Shell eerder aan de bel hadden kunnen trekken. Ze zijn anderhalf jaar geleden al gewaarschuwd voor de gevaren die voortvloeien uit de manier waarop het concern zijn olie- en gasreserves had gewaardeerd. De krant citeerde zaterdag een bij Shell werkzame accountant, A. Barendregt. Hij heeft op een conferentie in Noorwegen tegen deskundigen uit de oliewereld in september 2002 gezegd dat „de objectiviteit van schattingen in gevaar komt als deze zijn gekoppeld aan beoordelingen van managers.”
Volgens de krant vormden bonussen gerelateerd aan geboekte reserves bij Shell 5 tot 15 procent van het jaarsalaris van deze landendirecteuren. Kort na het vertrek van Watts en Van de Vijver meldde Shell het bonussensysteem te hebben afgeschaft.
Eerder onthulde The New York Times al dat landendirecteuren van Shell de regels van de Amerikaanse beurswaakhond SEC over wat ’bewezen’ reserves zijn, verschillend interpreteerden. Vooral in Oman, Nigeria en Australië zouden voorraden erg zijn overschat. „Door het verband van bewezen reserves met individuele beoordelingen is het mogelijk dat personeel onder druk is gezet om bewezen reserves vast te stellen die dat volgens de regels niet waren”, citeert NRC een interne notitie van Shell uit 2003 die Barendregts mening bevestigt.