Politieke partij heeft pragmaticus nodig als leider
Partijen als SP, D66, CDA, ChristenUnie en SGP weten al wie hun lijst gaat aanvoeren bij de Kamerverkiezingen in maart volgend jaar. VVD en PvdA nog niet. Welk type leider hebben al die partijen nu nodig? „Geen grote man, maar een lichtvoetige pragmaticus.”
Gezaghebbend, dominant, daadkrachtig, visionair en inspirerend. Die eigenschappen van de ‘grote man’ had een leider vroeger nodig om staande te blijven in min of meer stabiele omstandigheden. Hij gaf de richting aan, stuurde en controleerde.
Die tijd komt nooit meer terug. We leven nu in een compleet andere periode, stelt prof. dr. Freek Peters. Hij is hoogleraar contextueel leiderschap aan de Tilburg School of Humanities van Tilburg University. „De wereld verandert tegenwoordig vaak, onverwacht, onvoorspelbaar, heftig en snel.” Zie bijvoorbeeld de impact van moderne media, de Griekse schuldencrisis of het Europese vluchtelingenprobleem.
Grenzen vervagen door deglobalisering, schetst de organisatiepsycholoog. Oude zuilen, instituties en zekerheden zijn verdampt. Dankzij de individualisering zoeken steeds meer mensen hun eigen weg. Ze ontwikkelen hun eigen waarden. Ze volgen hun persoonlijke behoeften. De diversiteit neemt, kortom, toe.
Daarbij komt dat mensen zich steeds minder (lang) verbinden aan bijvoorbeeld politieke partijen. Steeds vaker opereren ze in netwerken die spontaan ontstaan. Die netwerken bestaan dan weer uit organisaties die onderling afhankelijk zijn en elkaar beïnvloeden.
„In de 20e eeuw hebben we geleerd om gecompliceerde vraagstukken te beheersen, in de 21e eeuw moeten we leren omgaan met complexiteit”, vat Peters samen. „Toen kon een leider dankzij structuur en beheersing ”in control” zijn. Nu kan dat niet meer. Dat vraagt om een andere type leider: iemand die juist daarmee effectief en intelligent kan omgaan.”
De ontzuiling –die heeft geleid tot meer diversiteit– en de toegenomen keuzevrijheid –waardoor meer mensen hun eigen gang gaan– betekenen daarnaast „dat we steeds meer moeten samenwerken met mensen van een heel andere afkomst en denkwijze dan waarin we zelf zijn opgegroeid.”
Middelpunt
Het leiderschap dat past bij deze moderne tijd, omschrijft Peters –tevens partner van adviesbureau De Galan Groep in Baarn– als „contextueel”: leiderschap dat afhankelijk is van en rekening houdt met externe omstandigheden.
Politici bijvoorbeeld kunnen niet langer alleen maar op nationaal niveau beleid bepalen. Steeds vaker spelen internationale, Europese of juist lokale belangen een rol. Daardoor is het voor politiek leiders lastiger om wetten en regels tot stand te brengen.
Tegelijkertijd is hun zichtbaarheid sterk toegenomen: meer dan ooit staan ze continu in het middelpunt van de belangstelling.
Wat betekent dit allemaal voor de lijsttrekkers van nu? Welke kwaliteiten moeten zij hebben?
„Politiek leiderschap begint altijd met een visie op maatschappelijk problemen en het idealisme om daar wat aan te doen. Maar de manier waarop de leider dat doet, bepaalt steeds meer zijn effectiviteit.
De tijd van mannen met grote ego’s is voorbij. Politiek leiders moeten nu eerder lichtvoetige pragmatici zijn, met zes competenties.
Als eerste onderscheid ik contextueel uitzicht: daarmee bedoel ik dat ze een open mind hebben en een brede blik op de buitenwereld. Ze moeten snappen dat ze deel uitmaken van de maatschappij, met tal van verschillende partijen, en dat ze steeds op de vingers worden gekeken.
Ten tweede geëngageerd pragmatisme: ze dienen betrokken te zijn op de doelen van hun partij. Maar ze moeten ook beseffen dat die doelen op meerdere manieren kunnen worden bereikt. Soms komt het beter uit om een omweg te maken.
De derde competentie is dat ze open kunnen communiceren: ze moeten niet zenden, maar juist luisteren naar anderen en dan de dialoog aangaan. De samenleving laat zich niet meer imponeren door verhalen van politici, maar wil meepraten.
Lijsttrekkers moeten –ten vierde– verbinding kunnen maken. Samenwerking zoeken met andere organisaties, netwerken kunnen opbouwen. En: een gevoel van gemeenschappelijkheid weten te creëren. Hoe noodzakelijk dat is, zie je aan het huidige kabinet: daarin werken twee politieke aartsvijanden samen en die sluiten vervolgens weer akkoorden met de oppositie.
In de vijfde plaats moeten politiek leiders geen groot ego hebben, maar anderen centraal stellen en zichzelf aan hen aanpassen. Vroeger werd je als leider geacht alles zelf te kunnen en te weten. Nu ben je degene die een team kan organiseren en die het beste uit anderen weet te halen. Dat betekent ook: niet langer zelf altijd haantje de voorste willen zijn, maar partijgenoten bewust een plek in de schijnwerpers geven.
Vrolijke veerkracht kan, tot slot, geen enkele lijsttrekker missen. Daarmee bedoel ik dat hij of zij fysiek, mentaal en emotioneel sterk en veerkrachtig moet zijn. Een leider moet kunnen omgaan met druk en met gebrek aan controle in ingewikkelde omstandigheden.”
Dat is nogal wat. Komt dat ideaaltype in de praktijk voor?
„Premier Rutte heb ik weleens als voorbeeld genoemd. Vicepremier Asscher typeerde hem onlangs als een „bionisch supermens”: na nachten doorhalen ziet hij er nog steeds fris uit. En hij weet met PvdA-leider Samsom praktisch samen te werken op concrete beleidsthema’s. Dat was hun voorgangers Wiegel en Den Uyl nooit gelukt.
En bij de ChristenUnie zie je dat partijleider Segers nadrukkelijk de verbinding zoekt met maatschappelijke organisaties die dezelfde doelen nastreven als zijn partij, zoals het Leger des Heils en de VBOK.”
En wie bakt er niets van?
„De PvdA hees in 2010 Cohen in het zadel. Een integere man en een uitstekende bestuurder, met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Hij leek rechtstreeks op het premierschap af te stevenen. Maar zijn partij kwam in de oppositie terecht. In die arena redde hij het niet.
Fortuyn heeft het nooit kunnen laten zien, maar mijn onbewijsbare stelling is dat een kabinet onder zijn leiding niet lang zou hebben bestaan. Hij was niet iemand die zichzelf kon wegcijferen en een goed team kon smeden.
Wilders kan dat ook niet. Zijn partij heeft het kabinet een poosje gedoogd, maar dat werd niks. Zijn leiderschap is nog nauwelijks getest. Ik heb het gevoel dat hij dat probeert te voorkomen door veilig en comfortabel in de oppositie te blijven. Daar doet hij goed aan, want ik denk dat er een groot probleem ontstaat als hij een coalitie moet aanvoeren. Hij kan moeilijk delen.”
Hoe komt een partij eigenlijk aan een goede leider?
„Partijen moeten niet alleen kijken naar de algemene eisen voor leiderschap, maar ook naar de vraag welke leider er bij hen en bij hun doelgroep past. Qua overtuigingen en als mens.
En partijen moeten goed nadenken over wat hun ambities zijn en wat er nu moet gebeuren om die te verwezenlijken. Dat maakt helder welk type leider je dan nodig hebt: wie is de juiste persoon op het juiste tijdstip?
Eerder noemde ik Cohen: een prima persoon, maar op het verkeerde moment aan het roer gekomen. Een tegenovergesteld voorbeeld is SGP-leider Van der Staaij. Rustig, overwogen, principieel, maar met begrip voor andere invalshoeken. Iemand die aan de eigen koers vasthoudt en aan de klassieke waarden van zijn doelgroep voldoet: rust, reinheid en regelmaat. Hij past dus prima bij het profiel en bij de principieel consoliderende ambitie van zijn partij.”
Hebben partijen met een duidelijke, redelijk afgebakende achterban, zoals ChristenUnie en SGP, een ander type leider nodig dan een partij als de PvdA, die zich richt op een veel breder publiek?
„Ik zou het de christelijke partijen nooit aanraden nog een klassieke leider te zoeken. Hun achterban loopt niet in alle maatschappelijke ontwikkelingen voorop, maar volgt die wel. En ook deze partijen komen in complexe omstandigheden. Hun leiders kunnen zich dan niet blijven terugtrekken op hetzelfde eiland, maar moeten juist verbinding kunnen leggen met anderen in onze samenleving.”
De PvdA zoekt nog een lijsttrekker…
„Een weinig benijdenswaardige functie omdat je dan leider wordt van een partij die bij de verkiezingen vrijwel zeker gaat verliezen. Weerbaarheid en bindend vermogen zijn in dit geval belangrijke eisen: de lijsttrekker moet klappen kunnen verduren en zijn achterban door het dal heen kunnen slepen. Hij moet dus stevig in zijn schoenen staan.
Belangrijk is verder dat de lijstaanvoerder vertrouwen uitstraalt en vertrouwen wekt: de kiezer moet weten dat hij op hem aankan.
De PvdA neemt een centrale plek in het politieke systeem in en gaat na de verkiezingen vrijwel zeker weer een belangrijke rol spelen in het landsbestuur. De eis dat de politiek leider van die partij goed met anderen kan samenwerken, blijft daarom keihard overeind staan.
De huidige partijleider, Samsom, en zijn potentiële uitdager vicepremier Asscher hebben de PvdA gebracht waar zij nu staat. Maar ik denk dat ze beiden goede kandidaten zouden zijn.”
Veeleisende baan
Voor hun zoektocht naar kandidaat-Kamerleden en een lijsttrekker hebben de meeste partijen een profiel opgesteld. Welke eisen stellen zij daarin zoal aan hun aanvoerder?
Het ideaalbeeld dat het CDA schetst, spreekt prof. dr. F. Peters aan. Hij herkent er veel van zijn eigen visie in. De christendemocraten constateren eerst dat „de kiezersmarkt individualiseert en ‘onttraditionaliseert’.” De samenleving „wil zelf aan zet zijn.” Daar hoort „nieuwe politiek” bij, met politici die open, transparant, ondernemend, dienend, luisterend en niet-dwingend zijn.
De lijsttrekker moet onder meer een „onmiskenbaar christendemocratisch profiel” hebben, „moreel en bindend leiderschap” vertonen, eerlijk en betrouwbaar zijn, open, benaderbaar en gastvrij. Intelligent ook, vertrouwen uitstralen en gericht zijn op samenwerken. Hij moet omgevingsbewust zijn, helder kunnen communiceren en scherp kunnen onderhandelen.
De PvdA beschrijft twaalf competenties voor volksvertegenwoordigers en komt in de slotalinea nog met aanvullende vereisten voor de lijsttrekker. Die moet „een sociaaldemocraat in hart en nieren” zijn en een „aansprekende persoonlijkheid met grote politieke ervaring, nationaal en internationaal.” Nodig is verder een „duidelijke visie op de toekomst van ons land en wat de rol van de sociaaldemocratie daarin is.” Hij moet die visie „gezaghebbend” overbrengen.
Het gezicht van GroenLinks is „inspirerend”, „heeft charisma” en „geeft politieke richting, bewaakt koers en focus.” Hij moet „leiderschap tonen” en „realisme en daadkracht” uitstralen. „Communicatief sterk” zijn, op „overtuigende en sympathieke wijze” kunnen debatteren en goed met media kunnen omgaan. GroenLinks vraagt verder van hem dat hij „breed draagvlak heeft binnen de partij” en „een verbindende factor is tussen alle geledingen en stromingen.” Waar nodig moet hij „strategische allianties aangaan met andere partijen.”
De eisen van D66 komen sterk overeen met die van GroenLinks. De lijsttrekker moet verder „aantoonbaar in staat zijn een constructief samenwerkende fractie te creëren en te leiden.” Uiteraard is hij een „gedreven sociaalliberaal politicus” die „een brede en duidelijke politieke visie op de samenleving heeft” en „profiel geeft aan de partij.” De leider is, ten slotte, „transparant en integer en zich bewust van de kwetsbare politieke omgeving en van zijn voorbeeldfunctie.”
De profielen overziende, valt het Peters op dat de meeste relatief weinig om het lijf hebben als het gaat om de lijsttrekker. „Partijen zoomen een pagina lang in op de competenties van beoogde Kamerleden en sluiten dan af met een paar regels over de lijsttrekker. Daarin wijden ze dan ook nog eens relatief veel woorden aan binding aan de partij. Terecht en logisch, maar het blijft voor mij onduidelijk welk type leider ze nodig denken te hebben.”
Terwijl het zoeken van een geschikte lijsttrekker „vakwerk” vraagt, meent Peters. „Voor ons land is het ontzettend belangrijk dat we goede politiek leiders hebben. We leven in een ingewikkelde tijd. Makkelijk wordt het niet meer. Daarom moeten we kritisch zijn op wie we partijleider maken. Én respect hebben voor de mensen die deze veeleisende baan op zich nemen.”