„Cultuur speelde rol bij vertaling Statenbijbel”
UTRECHT. Ook bij de vertaling van de Statenbijbel in de zeventiende eeuw speelde de cultuur van die tijd een rol, meent drs. Kees Jan van Linden. Maar hoe groot die rol precies is, kan hij nu nog niet zeggen. De docent Latijn en Grieks aan de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen is bezig met promotieonderzoek daarnaar.
Van Linden kon maandag tijdens een symposium van het Kerkhistorisch Gezelschap (KHG), een wetenschappelijke kring rond kerkgeschiedenis, in Utrecht over Bijbelvertalingen al wel een tipje van de sluier oplichten. Zo noemde hij Psalm 23:6, waar staat: „Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des Heeren blijven in lengte van dagen.” Het woord „blijven” is volgens Van Linden geen precieze vertaling uit het Hebreeuws. In dat geval zou „terugkeren” of een dergelijk woord gebruikt zijn. Waarom er voor deze vertaling gekozen is, weet hij nog niet.
Geldschieters
Een ander voorbeeld is Ruth 2:14b, waar staat: „Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield over.” Van Linden liet zien dat de vertalers het woord „verzadigd” oorspronkelijk vertaald hadden met „zat.” De revisoren –degenen die de vertaling controleerden– hebben dat doorgestreept en er „verzadigd” van gemaakt. Waarom ze dat gedaan hebben, is evenmin duidelijk, aldus de onderzoeker.
Van Linden was van 2000 tot 2012 voor Zending Gereformeerde Gemeenten werkzaam in het West-Afrikaanse Guinee, waar hij Bijbelvertaalwerk begeleidde. „Vertalen is een cultureel gebeuren,” zei de docent maandag. „Je vertaalt van de ene cultuur naar de andere.” Daarbij spelen zaken mee zoals andere vertalingen, opvattingen over bepaalde teksten op dat moment en de bemoeienis van geldschieters.
Van de geldschieters voor de Statenvertaling, de Staten-Generaal, memoreerde Van Linden dat ze belang hechtten aan een Nederlandse eenheidstaal en dat ze de Statenbijbel zagen als een symbool van de eenheid. Ze lieten een voorwoord schrijven in de Bijbel en door hun toedoen prijkte de Nederlandse leeuw op het voorblad. De promovendus zal in zijn onderzoek ook de rol van de overheid betrekken.
Erasmus
Prof. dr. Henk Jan de Jonge, emeritus hoogleraar Nieuwe Testament aan de Universiteit Leiden, sprak over Erasmus’ vertaling van het Nieuwe Testament. Volgens hem staat deze zestiende-eeuwse humanist aan het begin van een lange traditie van discussie over de precieze Bijbeltekst. „De vertaling is nooit de definitieve vaststelling van de tekst, vond Erasmus. Hij liet altijd ruimte voor discussie. Dat is een belangrijke bijdrage van hem aan het debat over Bijbelvertalen. Erasmus had iets tegen de verouderde taal van de Vulgata. Het Evangelie moest uitgedragen worden in de taal van heden.”
Middeleeuwen
Dr. Suzan Folkerts vertelde hoe Bijbels in de late middeleeuwen gebruikt werden. De onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen liet zien dat veel gebruikers in die tijd in de Bijbel schreven, bijvoorbeeld de geboortedata en data van overlijden, maar ook leesroosters. Daarnaast stonden er in de Bijbels dikwijls aanwijzingen voor het lezen.