Rooms-Katholieke Kerk is niet veranderd
Is de Rooms-Katholieke Kerk veranderd? Als je kijkt naar paus Franciscus ben je geneigd daar een positief antwoord te geven. Op leerstellig gebied is hij geen hardliner, hij staat dicht bij het volk en zoekt verbinding met niet-rooms-katholieken. „Christenen moeten meer samenwerken.” „Precies”, zeggen veel protestanten, „hard nodig in deze seculiere samenleving.” Is de kloof tussen Rome en de Reformatie overbrugd?
Soms kun je blij zijn om als reformatorisch christen een serieuze rooms-katholiek te ontmoeten. Bijvoorbeeld wanneer je als student een eenling bent te midden van agnosten en atheïsten die in heftige taal de onzin van het geloof proberen aan te tonen. Dan is het een verademing om bijval te krijgen van een medestudent die wekelijks de mis bijwoont. Mensen die geloven in God en de Bijbel serieus nemen, zijn immers een zeldzaamheid aan het worden.
Nog een voorbeeld: rooms-katholieke denkers kunnen heel goede argumenten aandragen in ethische kwesties die vandaag de dag spelen. Te denken valt aan thema’s als abortus, euthanasie of het homohuwelijk. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hun argumentatie soms meer to the point is dan die van protestanten. Vele ouderen zullen ook met enige sympathie terugdenken aan de in 1997 overleden pater Jan Koopman, die onvermoeibaar streed tegen de abortuspraktijk in ons land. Vanuit die verwantschap verdwenen zijn strikte opvattingen over de rooms-katholieke leer naar de achtergrond.
Het is zeker ook waar dat verschillende rooms-katholieke theologen met een vooraanstaande functie in de kerk de laatste jaren geschriften hebben gepubliceerd die reformatorische christenen hartelijk kunnen bijvallen. Zo schreef de vorige paus, Benedictus XVI, ”Jezus van Nazareth” – een tweedelig werk over de Heere Jezus. Daarin toonde hij zich volgens een recensie van de christelijke gereformeerde prof. dr. A. Baars „protestantser dan veel protestanten.” Algemeen is ook bekend dat vooraanstaande rooms-katholieke theologen meer verweer bieden tegen de opmars van de moderne theologie –en protestanten dus bruikbaar tegengif bieden– dan veel volgelingen van Luther en Calvijn.
De conclusie ligt voor de hand: lang niet alles wat uit de rooms-katholieke koker komt, is verkeerd. Het is eerlijk om dat te benoemen en te erkennen.
Praktische samenwerking
Daar hebben reformatorische christenen soms moeite mee. Vanuit een diepgeworteld antipapisme menen ze dat er niets goeds of bruikbaars uit Rome kan komen. Dat is echter niet de lijn die de oude gereformeerde vaderen kozen. Wie bijvoorbeeld de werken van Voetius doorbladert, staat vaak verbaasd over wie hij allemaal met instemming citeert. Daar zit heel wat „rooms broedsel” tussen. Bovendien, het is niet fair (lees: oneerlijk) om de goede woorden van wie dan ook (dus ook van je roomse tegenstander) te vervormen of te negeren omdat ze niet passen in het eigen ideologische of leerstellige kader.
Tegelijk is de zorg die doorklinkt in de reserve van reformatorische christenen jegens de Rooms-Katholieke Kerk goed te begrijpen en te rechtvaardigen. Wanneer grenzen lijken te vervagen en er positieve punten zijn, kunnen de belangrijke verschillen gemakkelijk naar de achtergrond verdwijnen.
Dat is ook logisch. Het is bijvoorbeeld voor een orthodox-protestantse predikant toch wel lastig om op zondag vanaf de kansel te fulmineren tegen roomse leerstellingen en op maandag samen met een pater aan één bestuurstafel van een prolifeorganisatie te zitten.
Het is zeker ook waar dat christenen elkaar in het huidige tijdsgewricht hard nodig hebben. De straffe seculier-libertijnse wind die door de samenleving waait, maakt nodig dat men zij aan zij staat. Dan kan het noodzakelijk zijn om samen met rooms-katholieken op te trekken. Maar praktische samenwerking met een nabije of verre buur wil bepaald nog niet zeggen dat men vriendschap sluit of –nog nauwer– een huwelijksrelatie aangaat. Daarvoor is nodig dat men wederzijdse genegenheid voelt en zich eensgeestes met elkaar weet. En dat is bepaald niet het geval als het gaat om de relatie Rome en Reformatie. Van een stoelen op eenzelfde wortel des geloofs is geen sprake.
Grote kloof
Ondanks alle genoemde positieve punten is er tot op de dag van vandaag sprake van een grote kloof . Belangrijke aspecten van de rooms-katholieke leer staan nog steeds haaks op de Bijbels-reformatorische. En het is van levensbelang om die verschillen goed in het oog te houden.
Een sprekend voorbeeld is de leer van de rechtvaardiging, het punt waarom Luther zijn protest tegen het pausdom begon. Daar worden de verschillen wel heel duidelijk.
Vooropgesteld: Rome en de Reformatie zijn het er beiden over eens dat we allen zondige mensen zijn die zich van God hebben afgekeerd en die verlossing nodig hebben. Daarover is geen debat. Het geschil gaat over de weg waarlangs mensen verlost worden.
Hart van het belijden
De Rooms-Katholieke Kerk erkent het wezenlijke verschil op dit punt zonder meer. Het concilie van Trente heeft juist de protestantse opvattingen aangaande de rechtvaardiging van zondaren scherp bekritiseerd én veroordeeld. En ondanks het tweede Vaticaans concilie met zijn accent op oecumene, is Trente nooit herroepen.
Artikel 9 van de uitspraken van Trente is veelzeggend: „Indien iemand zegt; door het geloof alleen wordt de goddeloze gerechtvaardigd, zó, dat hij daaronder verstaat dat er niets anders nodig is om mee te werken om tot de genade van rechtvaardiging te komen en het helemaal niet nodig is dat hij door zijn eigen wilsbeweging zich voorbereidt en toerust, die zij verdoemd.”
Alsof dat dit niet helder genoeg is, zegt artikel 12: „Als iemand zegt: het rechtvaardigende geloof is niets anders dan het vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid, die wegens Christus, de zonden vergeeft, of het is alleen dit vertrouwen, waardoor wij gerechtvaardigd worden, hij zij verdoemd.”
De leer van de goede werken wordt heel expliciet overeind gehouden: „Indien iemand zegt dat de ontvangen gerechtigheid niet behouden wordt en zelfs niet vermeerderd voor God door goede werken, maar dat deze werken alleen maar vruchten en tekenen zijn van de verworven rechtvaardiging, niet ook de oorzaak van haar vermeerdering, hij zij verdoemd” (artikel 24).
Niemand kan eromheen dat de Rooms-Katholieke Kerk met deze uitspraken (het is maar een selectie) het hart van het reformatorisch belijden treft. Luther kwam na een diepe worsteling tot de ontdekking dat alleen de toerekening van Christus’ gerechtigheid hem vrijmaakte. De Duitse reformator sprak van een wondelrijke ruil: „Christus neemt onze schuld en armoe voor Zijn rekening en schrijft Zijn gerechtigheid en rijkdom op de onze.”
Dezelfde gedachte is terug te vinden in de Heidelbergse Catechismus. Het antwoord op vraag 60, „Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?”, luidt: „Alleen door een waar geloof in Jezus Christus; alzo dat, al is het dat mij mijn consciëntie aanklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.”
Tot op de dag vandaag staat op dit essentiële punt Rome tegenover de Reformatie. De neiging bij velen bestaat om deze uitspraken van Trente iets weg te moffelen. Toen bisschop Eijk anderhalf jaar geleden enkele besluiten van het concilie weer afstofte, werd hem dat hoogst kwalijk genomen. In een tijd van verbroedering moet je die oude vetes niet oprakelen. Soms is het goed om kwesties te laten rusten. Maar niet als het gaat om leven en dood. En dat is zeker het geval bij de leer van de rechtvaardiging. Op dat punt is Rome niets veranderd en gaapt er nog altijd een diepe kloof.