Israëlisch politiek model past niet makkelijk in Nederland
Het was best iets om over na te denken, wat SGP-Kamerlid Dijkgraaf onlangs zei toen hij in Rotterdam op bezoek was bij de Jonge Democraten. Of de SGP in één kabinet zou kunnen zitten met D66, wilde de jeugdige Pechtold-aanhang weten. Dijkgraaf sloot dat niet uit, mits de bewindslieden enige vrijheid zouden krijgen minderheidsstandpunten in te nemen. „Wat meer het Israëlische model, zogezegd.”
Dijkgraafs uitspraak is interessant, omdat kabinetsdeelname door de SGP anno 2016 geen volstrekte luchtfietserij meer is. In een verbrokkelend politiek landschap kan het zomaar gebeuren dat een drietal middelgrote partijen –zeg: VVD, CDA en D66– nog net wat zetels tekort komt. En ja, dan zou de SGP –die door het gedogen van Rutte I bewees een betrouwbare partner te zijn– in beeld kunnen komen.
Capabele kandidaat-bewindslieden lopen er in die kringen genoeg rond, weten ze bij de andere partijen. Neem Dijkgraaf zelf. Waarom zou dit gezaghebbende Kamerlid, hoogleraar economie, die door de vroegere Financiënminister De Jager weleens raadplegend gebeld werd („Zeg Elbert, wat vind jij nu eigenlijk van…) geen minister kunnen zijn?
Van dit alles zijn ze zich bij de SGP terdege bewust. Niet voor niets stelde de partij een jaar geleden een commissie in om na te denken over het dragen van regeringsverantwoordelijkheid. De conclusies deelde voorzitter Van Leeuwen zijn achterban in het laatste nummer van partijblad De Banier mee. Mede om hen al wat aan het idee te laten wennen?
Een lastig punt bij het deelnemen van orthodox-christelijke partijen aan een kabinet is altijd de vraag of zij dan mede-verantwoordelijk worden voor bestaande foute wetten, zoals de abortuswet of het homohuwelijk. Het antwoord luidt meestal: Nee, want wij hebben destijds tegen die wetten gestemd, en die tegenstem geldt nog altijd.
Toch zal een kabinet zo af en toe besluiten moeten nemen die de uitvoeringspraktijk van deze wetten raken. Besluiten die dan natuurlijk wel in lijn moet liggen met de geest van die wetten. Hoe ga je dáár als christelijke partij mee om? Om in dit opzicht problemen te voorkomen, helpt het om niet zelf de minister van VWS of Justitie te leveren, maar liever die van Defensie of Landbouw.
Maar dan nog. Hoe verantwoordelijk ben je als christelijke minister wanneer een collega, zeg een D66’er op VWS, lopende de regeertermijn uitspraken doet of regels afkondigt die slecht sporen met de Bijbel? Tja, dan komt wellicht de Israëlische variant van Dijkgraaf in beeld.
Toch mag een partij als de SGP van die ontsnappingsroute niet te veel verwachten. In de eerste plaats niet omdat zo ongeveer alles in Israël anders werkt dan in Nederland. Ja, er ís daar voor orthodoxe partijen die aan een kabinet deelnemen meer ruimte om een afwijkend standpunt in te nemen. Die partijen maken daar soms ook gebruik van. Maar… bij echt grote meningsverschillen leiden die situaties vaak toch tot regeringscrises, met als slot van het liedje dat de orthodoxe partij alsnog de regering verlaat.
Nogmaals, in Israël is álles anders, en daarom is het kopiëren van één element naar Nederland lastig. Daar kan, om maar één ding te noemen, een orthodoxe partij het voor elkaar boksen dat El Al niet op sabbat vliegt. Kom daar in Nederland eens om.
Een tweede obstakel is dat het homogeniteitsbeginsel in Nederland diep verankerd ligt in de regels en de cultuur. Het kabinet spreekt uit één mond. Wat de ene minister zegt of besluit, wordt geacht ook namens de anderen te zijn gezegd of besloten. Die norm verander je niet zomaar.
Toegegeven, toen Van der Staaij dit punt in 2014 in een Kamerdebat kritisch aan de orde stelde, leken D66 en SP, en ook de premier, bereid in dit opzicht meer individuele ruimte te creëren.
Maar zo’n debat heeft altijd iets vrijblijvends. Hoeveel vrijheid partijen elkaar in een coalitie werkelijk willen gunnen, zal in elk kabinet opnieuw moeten worden uitgetest. The proof of the pudding is the eating.