Vernedering
2 Korinthe 12:7b
„Een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen.”
God tracht Zijn kinderen te vernederen. Anders zouden wij ons gemakkelijk onze eigenwaarde inbeelden. We zouden al te veel vertrouwen op onze eigen krachten en al te streng en voorbarig, los van de christelijke liefde, oordelen over onze zwakke broeders.
Wij verheffen ons vaak al te zeer en willen de heilige en hoge verborgenheden al te nauwkeurig doorgronden. Wij worden trots op onze gaven en beelden ons in dat wij meer betekenen dan anderen. Dit mishaagt de Heere. Wanneer Hij zulke trotse gedachten in ons hart ziet opkomen, zendt Hij de satan om ons met vuistslagen te slaan, opdat wij ons niet zouden verheffen.
Zo verging het Paulus, toen hij ertoe scheen over te hellen om zich op de grootheid van zijn openbaringen te verheffen (2 Korinthe 12:7-9). De duivel probeert door middel van deze vurige pijlen Gods kinderen te doden en te verderven. Maar zij worden door Gods genade veranderd tot hun groter geestelijk góéd.
Het is zoals met de man die zijn vijand in het lichaam stak met een vast voornemen hem te doden. Maar hij doorstak het gezwel dat geen chirurg bij machte was te genezen. Zo liet hij de vervuilde etter eruit lopen, die de man anders zijn leven gekost zou hebben.
Simon Oomius, predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)