Dat verwacht onderzoeker Neeltje Crombag, die dinsdag promoveert aan de Universiteit Utrecht op onderzoek naar het Nederlandse downsyndroom screeningsprogramma.

Crombag onderzocht waarom zwangeren zich zo weinig laten testen op het downsyndroom. In Nederland kiest 27 procent van de zwangeren voor de huidige combinatietest, waarbij het bloed van de zwangere wordt onderzocht en een echo van het nekje van het kind wordt gemaakt. In Denemarken is dit 90 procent, in Frankrijk 84 procent en in Engeland 74 procent.

De meeste Nederlandse vrouwen vinden het downsyndroom geen reden om hun zwangerschap te beëindigen, aldus Crombag. Ook de onzekerheid die de huidige combinatietest met zich meebrengt, vormt een bezwaar. Het feit dat vrouwen onder de 35 zelf 160 euro moeten betalen voor de combinatietest vormt voor hen een bevestiging dat de test niet noodzakelijk is. Verloskundigen beamen dit omdat de vrouwen jong zijn en de kans op het krijgen van een kind met downsyndroom daardoor laag is. Deze factoren vormen waarschijnlijk de reden voor de lage populariteit van de huidige downtest, aldus Crombag.

Ze verwacht dat meer vrouwen aan de NIPT zullen kiezen als deze voor alle zwangeren wordt geïntroduceerd. De test is veiliger en betrouwbaarder. Ethische afwegingen die ouders zullen moeten maken, blijven echter hetzelfde.

„Daarom dient een aanbod voor NIPT vooraf te worden gegaan door neutrale en gebalanceerde informatie over zowel deelnemen als afzien van de test, waardoor vrouwen een besluit kunnen nemen dat past bij de persoonlijke waarden, wensen en mogelijkheden”, aldus Crombag.