Huisarts wil meer praktijkassistentie
De ouderwetse doktersassistenten in de huisartspraktijk zijn, vergeleken met vijftien jaar geleden, vaker gediplomeerd, hebben vaker een eigen werkruimte om patiënten te behandelen en verrichten veel meer medische taken. De huisartsen zijn daar blij mee, maar ze willen meer hulp.
Het aantal uren assistentie dat ze krijgen, is in vijftien jaar nauwelijks gestegen. De praktijkassistenten willen net als vijftien jaar meer tijd, ruimte en geld.
Dit blijkt uit schriftelijke enquêtes die in het kader van de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk van het onderzoeksbureau Nivel zijn afgenomen onder 246 assistentes en 185 huisartsen in 2001, 158 assistentes in 1987 en 436 huisartsen in 1990. De resultaten van die studie worden volgende week gepresenteerd aan minister Hoogervorst van Volksgezondheid.
Uit het onderzoek blijkt dat praktijkassistenten door hun opleiding steeds meer te bieden hebben. Ze maken vaker uitstrijkjes, controleren de bloeddruk, behandelen wratten, spuiten oren uit en doen longfunctiehandelingen. Daarnaast verrichten ze laboratoriumwerkzaamheden, regelwerk, administratie, voeren ze intakegesprekken en geven voorlichting. Ruim de helft van de assistenten hield in 2001 een zelfstandig spreekuur.
Huisartsen zijn zeer blij met hun gediplomeerde assistenten. Acht van de tien zeiden dat de werkbelasting afneemt. Een ruime meerderheid spreekt van tijdbesparing en de voldoening van huisarts en praktijkassistent in het werk neemt toe. Volgens de onderzoekers van het Nivel krijgen huisartsen meer tijd voor complexere taken, preventie en de begeleiding van chronisch zieken.
Zij stellen dat assistenten een uitkomst zijn in tijden van een huisartsentekort. Ze vinden het opmerkelijk dat de overheid veel aandacht heeft voor nieuwe opleidingen, waarvan nog niet duidelijk is wat dat oplevert, terwijl er geen extra geld is gekomen voor de oude vertrouwde doktersassistent. Daar valt nog winst te halen.