Volgens het Economisch Bureau van de bank zetten vrouwen hun „financiële inhaalrace” daarmee duidelijk voort. In 2012 was volgens CBS-cijfers bij 19 procent van de paren de vrouw de hoofdkostwinner. In 2002 was dat bij 13 procent het geval. Met name onder jongere generaties is het aandeel vrouwelijke hoofdkostwinners relatief hoog.

In 2014 meldde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat binnen gezinnen de vrouw daarnaast ook steeds vaker de enige kostwinners. Zo nam het aandeel vrouwelijke eenverdieners tussen 2001 en 2011 met maar liefst een kwart toe, terwijl het aandeel mannelijke eenverdieners in die periode met ruim 20 procent daalde. Een op de vier eenverdieners is tegenwoordig vrouw.

Uit het ING-onderzoek blijkt verder dat een overgrote meerderheid van de mannen (76 procent) het geen probleem vindt wanneer hun vrouw meer verdient dan zijzelf. Zo stelt ruim driekwart van de mannen het onbelangrijk te vinden wie het meeste geld verdient.

Slechts één op de acht mannen geeft aan het prettiger te vinden om meer te verdienen dan de eigen partner. Een even grote groep mannen vindt het juist fijn wanneer hun vrouw meer verdient. Ook de overgrote meerderheid van de vrouwen (78 procent) zegt het onbelangrijk te vinden wie van de twee partners het meeste geld verdient.

Vier op de tien mannen en vrouwen geeft daarnaast aan minder te willen werken, wanneer het inkomen van hun partner sterk zou stijgen. Tegelijkertijd zou 1 op de 20 mannen juist méér willen werken als het inkomen van hun vrouw sterk zou groeien. Dat aandeel ligt bij vrouwen met 1 op de 50 beduidend lager.

Verder blijkt dat ruim een kwart van de koppels weleens ruzie heeft over geld. Met name jongeren hebben woordenwisselingen over dit onderwerp: 1 op de 6 twintigers en 1 op de 8 dertigers hebben zelfs ‘regelmatig’ ruzie met hun partner over financiën.