Dat heeft de Raad van State woensdag bepaald.

Volgens de raad mag een inspecteur een bevelschrift geven als aan twee voorwaarden is voldaan. Er moet een gevaar zijn voor de veiligheid of de gezondheid én er moet sprake zijn van een acute noodzaak die geen uitstel duldt.

Dat laatste was volgens de raad niet aan de orde, mede omdat de betreffende huisarts zich in elk geval tot en met december 2013 had ziekgemeld. Ook had hij zich laten opnemen in een psychiatrische inrichting. De inspectie heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een reëel risico dat de arts zijn werk eerder zou hervatten en dat slechts een bevel dit zou kunnen voorkomen, aldus de raad.

De maatregelen tegen de arts hielden verband met de zorg die hij verleende aan een terminale patiënt. Maandenlang liet de arts de palliatieve zorg voor deze patiënt over aan een eerstejaarshuisarts in opleiding, waardoor de samenwerking met onder meer de thuiszorg en de huisartsenpost gebrekkig verliep.

Toen de arts de patiënt na maanden zelf bezocht, schrok hij zo van diens toestand dat hij in een impuls besloot een overdosis medicatie toe te dienen. Doordat de coassistente dat doorgaf aan haar begeleider raakten ook justitie en de zorginspectie betrokken bij de zaak.

Een door minister Schippers (Volksgezondheid) ingestelde commissie oordeelde vorig jaar dat de autoriteiten in deze zaak geen verwijtbare fouten hebben gemaakt. Over het door de inspectie gegeven bevelschrift lieten de onderzoekers zich niet uit, omdat die kwestie ten tijde van het onderzoek al onder de rechter was.