Het latere slachtoffer was gevraagd te bemiddelen bij een ruzie tussen P. en diens buren en was zelf niet betrokken bij het conflict. Toen hij kort achter elkaar voor de tweede keer bij P. aan de deur kwam, werd hij na een korte woordenwisseling met een pistool neergeknald.

De rechtbank in Breda hield rekening met het verdriet bij de vrouw en twee dochters van het slachtoffer en dat het op klaarlichte dag gebeurde. Onder anderen de vrouw en een veertienjarig meisje waren er getuige van. P. belette ook nog eens medische hulp.

Tegen de man was door het OM achttien jaar geëist wegens moord en verboden wapenbezit. De rechtbank achtte echter geen moord maar doodslag bewezen omdat van kalm beraad geen sprake was geweest.