„Kerk in eindtijd is geroepen te getuigen”
„De roeping van de kerk in de eindtijd is te getuigen en op te roepen tot bekering.” Dat zei dr. H. Klink zaterdag in Vianen, waar de kring van ”Vrienden van dr. H. F. Kohlbrugge” haar jaarlijkse conferentie hield.
De hervormde predikant uit Hoornaar sprak over het thema ”De toekomst van de kerk in een apocalyptische tijd”. Historicus dr. B. J. Spruyt belichte kerk en cultuur in eschatologisch perspectief.
Wat betreft de roeping van de kerk om in de eindtijd te getuigen, wees ds. Klink op het Bijbelboek Openbaring. Daarin wordt Johannes verteld over het heilsplan van God.
De apostel ziet een boekrol waarin Gods heilsplan is te lezen. Alleen de Leeuw uit de stam van Juda, het Lam dat geslacht is, is waardig die rol te openen. Johannes moet de gemeente erop wijzen wat in de toekomst zal gebeuren en haar wijzen op haar roeping.
„Die roeping kan de gemeente alleen maar vervullen als ze zich oriënteert op de Leeuw uit de stam van Juda, Die tevens het Lam is”, aldus dr. Klink. Geschiedenissen in het Oude Testament laten volgens hem zien dat de beeldspraak van de Leeuw en het Lam veel aspecten kennen die uiteindelijk in Jesaja 53 bij elkaar komen.
De roeping van de kerk om te getuigen kent veel tegenstand, stelde de predikant uit Hoornaar. Ze moet daarin geduldig en trouw zijn door te zien op Hem, Die Zijn gemeente heeft vrijkocht. Aan Hem trekt de gemeente zich op.
Heiligingskrukken
Volgens dr. Spruyt leven christenen in apocalyptische tijden. De leraar geschiedenis en maatschappijleer wees op de financieel-economische, politieke, culturele en ook kerkelijke crisis. Hij wierp de vraag op hoe christenen de tekenen der tijden moeten duiden en staande kunnen blijven.
Spruyt oriënteert zich daarbij op de ethisch-kohlbruggiaanse traditie, die volgens hem bepaald wordt door de kern van Kohlbrugges prediking, aangevuld met belangrijk inzichten uit de ethisch-irenische traditie (een stroming binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, met namen als J. H. Gunning en Daniël Chantepie de la Saussaye).
Gunning (1829-1905) was volgens Spruyt een ethische Kohlbruggiaan. Zowel Kohlbrugge (1803-1875) als Gunning stonden kritisch tegenover bepaalde aspecten van het Réveil. Zij keerden zich tegen de opvattingen van Isaäc da Costa en de meeste representanten van het Réveil, die meenden dat de heiliging trapsgewijze wordt bereikt. De heiliging is volgens Gunning geen toevoeging aan de rechtvaardiging. Een christen wordt niet heilig door zichzelf op „heiligingskrukken” voort te slepen, maar is in Christus volkomen heilig. Volgens Gunning had de kerk geen opwekkingsbeweging nodig, maar bekering.
De ethisch-irenische richting wilde verder gaan dan het Réveil en zich inzetten voor een nieuwe doordenking van de grote vragen van de tijd.
In de vriendenkring van Kohlbrugge wordt de herinnering gekoesterd aan het negentiende-eeuwse Réveil, waarin het ging om de erfenis van de christelijke traditie in de moderne tijd te bewaren. „Iemand als dr. W. Aalders is zijn leven lang bezig geweest met het mysterie van de apocalyptiek en eschatologie”, aldus dr. Spruyt.
De historicus constateerde dat de ethisch-irenische traditie zichzelf heeft „geaborteerd. Mannen van betekenis zijn in de schaduw gebleven”, zei hij.
In de middagbijeenkomst reflecteerden ds. L. J. Geluk en Arthur Alderliesten op de referaten van dr. Klink en dr. Spruyt. Volgens ds. Geluk kraakt het gebinte van de samenleving als teken van de apocalyps. Alderliesten sprak over de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer, die tijdens de Tweede Wereldoorlog de moed vond om in een „apocalyptische tijd” op te treden.