Lazrak, die een eigen groep in de Kamer vormt, maakte deel uit van de commissie maar stelde zijn plaats beschikbaar uit onvrede over de werkwijze van de commissie. Hij had met name kritiek op het inschakelen van het Verwey-Jonker Instituut. Volgens hem was dat te betrokken bij de totstandkoming van het beleid. Ook laakte hij dat de directeur van het instituut, Jan Willem Duyvendak, medeopsteller was van het verkiezingsprogramma van GroenLinks.

Commissievoorzitter Blok noemde het vertrek van Lazrak uit de commissie „een historisch dieptepunt.” Volgens hem had het ex-SP-kamerlid „een uitstekende inbreng” kunnen hebben. „Verwerpelijk”, zo betitelde hij het optreden van Lazrak. „Desnoods had hij een minderheidsstandpunt kunnen innemen, maar hij had niet mogen weglopen.”

Kamervoorzitter Weisglas wilde Lazrak aanvankelijk nauwelijks toestaan te reageren, omdat volgens hem de inhoud van het commissierapport centraal diende te staan maar op aandrang vanuit de Kamer kreeg het aangevallen kamerlid alsnog het woord. Hij bleef bij zijn verwijt dat het Verwey-Jonker Instituut niet voldoende onafhankelijk is.

Volgens Blok heeft Lazrak maar ook VVD-kamerlid Hirsi Ali de afgelopen maanden de gelegenheid gehad om hun kritiek op het rapport van het instituut te onderbouwen maar hebben ze dat niet gedaan.