„Kritiek op Tweede Kamer overdreven”
De Tweede Kamer laat zich in toenemende mate leiden door „incidentalisme” en „willekeur.” In niet mis te verstane bewoordingen leverde vice-voorzitter Tjeenk Willink van de Raad van State deze week kritiek op het functioneren van de volksvertegenwoordigers. Maar volgens veel politici overdrijft hij.
Het is de minste niet die het zegt. Mr. H. D. Tjeenk Willink wordt wel de onderkoning van Nederland genoemd, omdat hij vice-voorzitter is van het hoogste adviescollege van het land, dat formeel wordt voorgezeten door niemand anders dan koningin Beatrix. In het jaarverslag over 2003, nota bene onder het kopje ”Algemene beschouwingen”, uitte hij deze week forse kritiek aan het adres van het parlement.
De volksvertegenwoordiging laat zich volgens Tjeenk Willink te veel opjagen door de media en holt van incident naar incident. „De politieke ideologieën geven nauwelijks meer houvast. De politieke controle wordt afhankelijk van de media en hun prioriteiten. Zij worden het richtsnoer voor de politieke agendering en (vervolgens) voor het bestuurlijk handelen. Het incidentalisme neemt toe.”
Als gevolg daarvan doen zich volgens de PvdA’er, vooral bij de Tweede Kamer, onwenselijke verschuivingen voor. De Kamer wordt niet alleen meer controleur dan medewetgever, maar verlegt ook de aandacht van „controle achteraf (op de resultaten) naar controle vooraf (op de voornemens).” Daarmee wil zij „naast medewetgever ook medebestuurder zijn.” En dat „versmalt” het politieke debat.
LPF-kamerlid Eerdmans heeft weinig op met de kritiek van Tjeenk Willink. „Dat hele punt van meebesturen en controle vooraf zie ik niet. Als ik een mening heb, dan uit ik die. Dan hoef ik toch niet te wachten op anderen? Dat lijkt mij de les van de nieuwe politiek. Ik wil als kamerlid dingen aan de kaak kunnen stellen zodra ik daar zelf de noodzaak toe zie.”
Eerdmans wijst erop dat zijn fractie diverse voorstellen heeft gepresenteerd om „de hele tombola van moties en spoeddebatten” terug te dringen. Maar de media blijven voor hem een onmisbare bron. „Tjeenk Willink mag dat incidentalisme noemen, maar ik vind dat je iedere politicus midden in de nacht wakker moet kunnen maken voor een reactie op misstanden. Ik zie de kranten als de klokkenluiders van Nederland.”
Ook VVD-fractievoorzitter Van Aartsen voelt zich „niet aangesproken” door de kritiek van Tjeenk Willink. „Als één fractie zich dit niet hoeft aan te trekken, dan is het de VVD”, reageert hij. „Wij hebben er altijd voor gepleit dat de Kamer structureel het programma van het kabinet volgt en houden ons daar ook aan. We verzetten ons tegen het continu toegeven aan het verhypen van het beleid.”
Van Aartsen wil „heel voorzichtig” zijn als het gaat om een oordeel over andere fracties. „De Tweede Kamer weerspiegelt de gevoelens van de samenleving”, benadrukt hij. Wel waarschuwt hij voor „het nieuwe fenomeen om over allerlei onderwerpen spoeddebatten aan te vragen. Dat draagt lang niet altijd bij aan het versnellen van het beleid, waar dit land zo’n behoefte aan heeft.”
Oud-kamerlid Willems (GroenLinks) kan zich de kritiek van Tjeenk Willink goed voorstellen, maar waarschuwt dat het voor kamerleden een groot dilemma is om zich staatsrechtelijk correct op te stellen. „Aan de ene kant moet een kamerlid meedoen aan maatschappelijke discussies, aan de andere kant moet hij formeel wachten op voorstellen van de regering. Dat kan behoorlijk lastig zijn.”
Zelf was Willems in 1993 indiener van een motie waarmee de Kamer het kabinet ertoe opriep burgers bij besluitvorming vroegtijdig inspraak te geven. „Dat past bij deze tijd. Maar als het kabinet het debat aangaat met allerlei belangenorganisaties, kun je van kamerleden niet verwachten dat ze zich stilhouden. Bovendien worden ze door de media al snel afgebrand als ze al geen reactie willen geven.”
SP-kamerlid De Wit is het met Willems eens dat de tijdgeest een rol speelt. „De media-invloed is veel groter als vroeger. Alles staat open en bloot in de krant. En veel dingen die naar buiten komen, worden door de burgers niet gepikt. Dan heb je op te treden als volksvertegenwoordiger. Dat lijkt misschien zo nu en dan wat hijgerig, het is op zo’n moment wel nodig. Daarom vind ik de kritiek van Tjeenk Willink op de Kamer overdreven.”
Natuurlijk worden er wel eens debatten aangevraagd uit scoringsdrift, geeft De Wit toe. „In die zin ben ik het wel met Tjeenk Willink eens: de Kamer zou zich vaker moeten verzetten tegen de waan van de dag. Maar ik vind dat je partijen niet het recht kunt ontzeggen te reageren op beleidsvoornemens die uitlekken. Dat biedt je als oppositiepartij een mogelijkheid om nog invloed uit te oefenen. Als er eenmaal een wetsvoorstel ligt, wordt dat vrijwel altijd gedekt door de coalitiepartijen. Dan krijg je er geen vinger meer tussen.”