Nakomer altijd en overal het jonkie
Ze komt uit een gezin met „lieve ouders en fijne broers en zussen.” Toch voelde Annelies Verkade-de Vries (42) uit Alblasserdam zich als nakomertje „weleens eenzaam.” „Mijn moeder had het in de gaten.”
Lachend noemt ze zichzelf „het jonkie van de familie.” Verkade groeide op in een gezin met acht kinderen. „M’n oudste zus is 21 jaar ouder dan ik, m’n jongste zus, die boven mij zit, 9 jaar. M’n moeder was 45 toen ik geboren werd, m’n vader 50. Achteraf bekeken had ik oude ouders. Maar toen hoorde het gewoon zo.”
Toen moeder De Vries na zo veel jaar weer in verwachting bleek, vond ze het moeilijk om het tegen de andere kinderen te zeggen, hoorde Verkade later. „M’n broer Piet studeerde al en nam weleens studiegenoten mee naar huis. M’n moeder dacht: Hij zal het vast niet leuk vinden dat ik weer met een dikke buik loop. Maar het liep anders. Piet gaf m’n moeder een spontane zoen en reageerde enthousiast. Dat gold ook voor de andere kinderen. Ik was niet gepland, maar zeker gewenst.”
Jonge tante
Toen ze klein was, vond Verkade het „heel normaal” dat ze een nakomertje was. „Ik heb een fijne jeugd gehad, speelde veel buiten en er was altijd bedrijvigheid in en om het huis. Toen m’n oudste zus trouwde, was ik vijf maanden. Bijna een jaar later werd mijn eerste nichtje geboren. Ik was dus een heel jonge tante. Toen ik zeven was, trouwden in één jaar drie broers. Dat vond ik erg leuk. Ik kreeg elke keer nieuwe kleren.”
De kentering kwam echter vanzelf. „Toen ik elf was, werd het echt stil thuis. Ik kwam een beetje langs de zijlijn te staan en voelde me soms eenzaam. M’n moeder had het in de gaten. We praatten er samen soms over. Dan zei ze: Wat had ik je graag nog een broertje of zusje gegund. Op m’n tiende kwam er een meisje in de buurt wonen. We zagen elkaar elke dag, deelden alles samen en zijn nog steeds bevriend.”
Mooie herinneringen als nakomer? Verkade: „Ik ging in de vakanties regelmatig logeren bij mijn getrouwde broers en zussen. Mijn zus Willie deed vaak leuke dingen met mij. Zo zijn we een keer samen naar de dierentuin geweest. Ik voelde me geliefd, maar was ook weleens een beetje jaloers op kinderen die thuis nog broers en zussen hadden.”
Verkade kan goed met haar man over het nakomer zijn praten. „Hij is het zelf ook; hij scheelt elf jaar met z’n jongste zus boven hem. Achteraf zeggen we: We waren allebei vroeg wijs door de gesprekken thuis. We hebben samen drie kinderen: van 19, 16 en 13. We zijn blij dat we geen nakomertje hebben, omdat we denken dat het voor kinderen fijner is als ze met elkaar opgroeien. Maar als het anders was gelopen, was het natuurlijk ook goed geweest.”
Sluimerend gevoel
De oudste zus van Verkade is inmiddels 63. „Ik heb haar thuis nooit bewust meegemaakt. Toch hebben we nu een goede relatie, omdat we allebei getrouwd zijn en een gezin hebben. We zitten daardoor meer op één lijn.”
Dat er een boek over nakomers is verschenen, vindt Verkade een goede zaak. „Ik heb altijd een sluimerend gevoel van eenzaamheid en depressiviteit gehad. Ik weet niet of dat met mijn positie als nakomertje te maken heeft, maar ik zou er best meer over willen weten.”
Huis uit
Dat gevoel van eenzaamheid herkent Wim van der Toorn (53) uit Nederhemert. Hij groeide als jongste op in een gezin met zes kinderen. „Mijn zus boven mij is negen jaar ouder. Toen ik een beetje bewust begon te leven, waren de anderen het huis uit of stonden op het punt om te vertrekken. Daardoor heb ik nauwelijks herinneringen aan broers en zussen thuis. Ik groeide grotendeels alleen op.”
Toch wil Van der Toorn er niet dramatisch over doen. „Ik wist als kind niet beter. Natuurlijk was het leuk geweest als ik een broer of zus van mijn eigen leeftijd had gehad. Maar iets wat je nooit hebt gehad, kun je ook niet missen. Mijn ouders waren koster van de gereformeerde gemeente in Scheveningen. We woonden naast de kerk. Daardoor was er altijd reuring rond het huis.”
Het nakomer zijn achtervolgt iemand zijn leven lang, zegt Van der Toorn, directeur van de christelijke basisschool in Nederhemert. „Ik ben van ons gezin de enige die nog fulltime werkt. Alleen een zus en een schoonzus werken parttime. M’n broers zeggen weleens: Jij bent nog lekker jong. Ja, reageer ik dan, ik verdien jullie AOW. En dat zal, bij gezondheid, nog wel vijftien jaar zo blijven.”
Soms vond Van der Toorn het „stoer” om nakomer te zijn. „Ik ging weekendjes logeren bij m’n broers en zussen. En m’n zwager nam me mee, met de vrachtwagen, naar het buitenland. Ze zeggen dat ik verwend werd. Of dat zo is, weet ik niet. Wat ik wel weet: als m’n oudste broers thuiskwamen, vochten ze erom wie mij, klein broertje, mocht vasthouden.”
Opa?
Oudere ouders hebben is soms niet leuk, bekent Van der Toon. „Als m’n vader met mij naar de haven ging, zeiden voorbijgangers: Zo, ben je lekker met je opa op stap? En toen ik de eerste dag naar de middelbare school in Rotterdam ging, was er helemaal niemand. Er bleek nog geen les te zijn. Wisten mijn ouders veel; ze verdiepten zich niet echt in schoolzaken. Een poosje ging het met mij niet zo goed op school. Mijn oudste broer nam de vaderrol op zich en besprak het met mij. M’n ouders hadden op dat moment niet meer de energie om mij te helpen. Ik heb voor mijn gevoel altijd veel dingen zelf moeten uitzoeken.”
Zijn plaats als nakomer werkt door in zijn eigen kinderen, zegt Van der Toorn. „Die zijn 27, 24 en 22 en behoren tot de jongsten in de familie. Daardoor hebben ze met vrijwel niemand aansluiting. De kinderen van mijn broers en zussen zijn bijna allemaal veel ouder. Dat is weleens lastig.”
Zijn kinderen hebben een andere relatie met hem dan Van der Toorn had met zijn vader. „Toen mijn jongste zoon werd geboren, was ik 30. Mijn vader was bijna 50 toen ik ter wereld kwam. Dat is een enorm verschil. Maar ook leeftijdsverschil is betrekkelijk. Ik heb uitgerekend met mijn oudste broer –hij is 72– het meeste contact.”
”En toen kwam jij nog, over lief en leed in het leven van nakomers”, Margje Duursma en Caroline Lalieu; uitg. Elikser, Leeuwarden, 2016; ISBN 978-90-8954-833-7, 128 pag.; € 17,50.
„Nakomertje meestal niet gepland, maar hopelijk wel gewenst”
Ze kan het niet verklaren, maar als ze iemand ontmoet die, net als zij, een nakomer is, heeft ze dat meestal snel in de gaten. „Ik hoor het aan de manier waarop iemand over zijn familie praat.” Coach en trainer Margje Duursma uit het Friese Smallebrugge had die ervaring ook met haar collega Caroline Lalieu. Het leidde ertoe dat ze samen het boek ”En toen kwam jij nog” schreven.
Wanneer is iemand een nakomer? „Daar is geen definitie van”, zegt Duursma (67) eerlijk. „Wij hanteren in ons boek de regel dat er minimaal een leeftijdsverschil van acht jaar moet zijn. En dan tussen kinderen van dezelfde biologische ouders, niet tussen kinderen in een samengesteld gezin door een tweede huwelijk.”
Duursma wil het ”nakomer zijn” niet traumatiseren. „Er zitten negatieve én positieve kanten aan de positie van nakomers. Feit is dat de geboorte van een nakomer voor iedereen ingrijpende gevolgen heeft: de ouders, de andere kinderen in het gezin en de nakomer.”
Cruciaal is de vraag of er naar de geboorte van het nakomertje wordt uitgekeken. Duursma: „Het kind is meestal niet gepland, maar is het wel gewenst? In mijn geval kan ik niet anders zeggen dan dat ik thuis veel liefde heb ervaren, ondanks het feit dat ik als nakomertje ook minder prettige ervaringen heb opgedaan.”
Die ervaringen zijn voor veel nakomers samen te vatten in twee risico’s, zegt Duursma. „Dat je bewust klein wordt gehouden, of dat je je juist groter moet voordoen dan je bent. Of dat je de ene keer het gevoel hebt een engel te zijn, de andere keer een lastpak. Maar ook voor de andere kinderen is de geboorte van een nakomertje ingrijpend. Het tot dan toe jongste kind moet zijn plaats afstaan. Ook hebben de oudere kinderen sterk de neiging zich als tweede vader en moeder te gaan gedragen.”
Als hulpverlener komt Duursma geregeld met nakomers in aanraking. „Maar bijna nooit omdat ze door het enkele feit van hun positie in het gezin in de problemen komen. Meestal is een ander probleem in de persoonlijke sfeer of op het werk de reden dat iemand hulp zoekt. Vervolgens komt in de gesprekken het ”nakomer zijn” wel ter sprake.”
Als de ouders overlijden, is de nakomer in het gezin vaak nog jong. Duursma: „Daardoor krijgt hij of zij al vroeg te maken met verlies en verdriet. Dat heeft een grotere impact dan wanneer iemand al wat ouder is.”
Het boek richt zich op een brede doelgroep. Duursma: „Natuurlijk op de nakomers, maar ook op hun ouders, zussen, broers én op mensen die professioneel met nakomers te maken hebben. De eerste reacties wijzen erop dat mensen blij zijn dat er nu een boek is dat specifiek aandacht besteedt aan de positie van nakomers.”
Het voordeel van een nakomer? Duursma: „Ik merk aan mezelf dat ik al jong geleerd heb met mensen van verschillende leeftijden om te gaan. Ik zie dat terug in mijn vriendenkring.”