Veteraan in Gortel: Hier kwamen mijn makkers om
GORTEL. „Iedereen was bang als we naar het doel vlogen. Maar eenmaal boven het doel, terwijl we bestookt werden door luchtafweergeschut, hadden we geen tijd meer om bang te zijn.”
Bijna 99 jaar is bommenrichter Ken Dougan, en voor het eerst bezocht hij maandag de graven van zijn omgekomen makkers en het monument dat in het bos bij Gortel voor hen werd opgericht. Dat is dichtbij de reformatorische basisschool Het Mosterdzaadje, en daar komt Dougan eerst vragen van leerlingen beantwoorden. Die heten hem welkom door staande het Canadese volkslied te zingen. De veteraan uit Vancouver zingt uit volle borst de tweede stem mee.
Voor de Gortelse kinderen spreekt zijn komst tot de verbeelding, want zij hebben in de loop der jaren van alles gevonden: kogels, hulzen, leer, drukknopjes. Het zijn restanten van T-for-Tommy, de Britse bommenwerper die op 16 december 1942 neerstortte. De staartschutter wist eruit te springen – hij heeft nooit over de ramp kunnen praten. De andere zes inzittenden kwamen om.
Niet aan boord
Het was de bemanning waartoe Dougan behoorde, maar hij was er ditmaal niet bij. Hij vertelt het de kinderen van Het Mosterdzaadje: bij de vorige vlucht was het opstijgen niet gelukt, omdat een van de vier motoren uitviel. Het vliegtuig belandde naast de startbaan. Dougan zat bekneld en raakte buiten bewustzijn. „Toen ik wakker werd, lag ik in de vleeswagen.” Zo noemden de militairen de ambulance die de vele gewonden steeds naar het ziekenhuis bracht.
Een andere boordschutter nam Dougans plaats in. En die kwam om toen de T-for-Tommy door een Duits jachtvliegtuig uit de lucht werd geschoten en zich in de Gortselse bosgrond boorde. „Zíjn naam staat op het monument en níét die van meneer Dougan”, houdt Harry Bouwman de leerlingen voor. Zoals Dougans zoon zei: „Als mijn vader niet in het ziekenhuis had gelegen, had hij nu in Epe op het kerkhof gelegen.”
Bouwman publiceerde in 1993 een boek over de tragedie. Dat is in 2013 op verzoek van Het Mosterdzaadje herdrukt. Vorig jaar verscheen een Engelse vertaling. Op internet kwam de auteur –voorheen leerkracht in Vaassen– tot zijn verrassing een artikel tegen waarin Dougan namen van omgekomen makkers noemt: Frank Millen, Jim Perring. Het zijn namen die op het Gortelse gedenkteken staan. Bouwman zocht contact met de veteraan en die wilde ondanks zijn hoge leeftijd graag naar Nederland komen.
De basisschool in het Veluwse gehucht heeft het monument geadopteerd en hield er maandag voor de vijfde keer een herdenking. Daarvoor charterde de school zes oude legerwagens en trommelde ze doedelzakspelers, mariniers, de wethouder en vertegenwoordigers van de Britse en Canadese ambassades op.
Niet huilen
Dougan vindt het „wonderful” om erbij te zijn. Zien kan de oude strijder niet veel meer, en horen gaat ook moeilijk, maar vragen van leerlingen beantwoorden lukt best als schooldirecteur F. J. Roos die luid en duidelijk overbrengt. En vragen die te lastig zijn –„wat heeft uw voorkeur, Canada of Nederland?”–, weet de krasse oud-militair handig te omzeilen.
„Wilde u als kind al vliegen?” wil iemand weten. Dougan herinnert de kinderen aan zijn geboortedatum: 16 juni 1917. Er waren toen nog weinig vliegtuigen.
Wie zijn beste vriend onder de omgekomen bemanning was? „Je had geen beste vriend: de meesten kende je maar kort; ze kwamen binnen vier of vijf weken om het leven.”
Wat hij voelde toen de andere bemanningsleden werden vermist, vraagt een Gortelse leerling. Eerlijk: „Niet zoveel. Het gebeurde elke week. Je kunt niet gaan zitten huilen.”
„Haatte u de Duitsers, en haat u ze nu?” willen de kinderen weten. De veteraan begint bij het heden: „Nu zijn we vrienden.” En destijds: „Ik haatte niet alle Duitsers, maar wel Herr Adolf.”
„Dacht u tijdens een bombardement aan de slachtoffers in Duitsland?” De predikantszoon: „Ik ben christen. Later heb ik vaak gedacht: Ik hoop maar dat er alleen soldaten zijn gedood, en geen onschuldige mensen.”