’Kabinet geeft bevolking onmogelijke opdracht’
Het kabinet heeft de Nederlandse bevolking een onmogelijke opdracht gegeven door haar te vragen alert te zijn op het voorkomen van terroristische aanslagen, stelt terrorisme–onderzoeker E. Bakker van het Instituut Clingendael. Toch moet Nederland de naïeve veren van zich afschudden, zegt U. Rosenthal, voorzitter van het COT, Instituut voor Veiligheids– en Crisismanagement.
Het kabinet vroeg de bevolking onlangs zich bewust te zijn van de toegenomen risico’s. Burgers moeten eventueel zelfs worden ingeschakeld bij het voorkomen van aanslagen, meent het kabinet. „Ik vind zo’n oproep niet verstandig", zegt Bakker. „Je vraagt mensen iets te beoordelen waar ze geen kennis over hebben." Een negatief neveneffect is volgens hem dat burgers geïrriteerd raken als ze te maken krijgen met het zoveelste loos alarm. „Daardoor stompen ze af in hun waakzaamheid en dat is nu juist niet wat het kabinet met die oproep beoogt."
De terrorismedeskundige vindt de Belgische benadering beter. Daar riep de minister van Buitenlandse Zaken dat de regering alert is. „Dan maak je iedereen bewust van het gevaar, maar niet alert op allerlei verdachte pakketjes waar voor de zoveelste keer politie op af moet."
Volgens C. den Bakker van het Nederlands Politie Instituut (NPI) is het een kwestie van prioriteiten stellen. Hij vindt het een goede zaak dat ook burgers hun verantwoordelijkheid nemen en meedenken. Alle inkomende meldingen worden serieus behandeld, gecheckt en dubbelgecheckt om te beoordelen of het om een ’serieuze bommelding’ gaat.
Het probleem voor de veiligheidsdiensten is dat ze daarmee niet te nadrukkelijk in de media willen komen omdat het ’gekken’ op ideeën brengt. Aan de andere kant zijn de media het communicatiemiddel om de bevolking te wijzen op de mogelijk gevaren. „Beter opletten is wenselijk", zegt cultuurhistoricus en publicist T. von der Dunk. „Maar hoe lang houden wij dat vol. De neiging bij veel Nederlanders is toch dat we op een gegeven moment zeggen: we geloven het wel. De politie kan wel spreken van prioriteiten stellen, maar die worden ook al bij zo veel andere onderwerpen gesteld. Dan kunnen we beter de helft van alle inwoners installeren als politieagent om gehoor te geven aan alle prioriteiten."
Het gevaar is volgens hem reëel dat er een angstmaatschappij ontstaat waardoor de overheid een vrijbrief heeft om daaronder een heleboel ongewenste maatregelen te scharen. Aan de andere kant stelt Von der Dunk dat Nederlanders geen uitslovers zijn en geen dienstklopper willen zijn dus niet oplettend blijven. „Straks komen we in een systeem terecht dat je voor een treinrit van Amsterdam naar Leiden een half uur eerder op het station moet zijn. De economie raakt zo volledig ontwricht."
Rosenthal ziet dat niet zo zwaar, al erkent hij dat op den duur de aandacht voor eventuele aanslagen bij de mensen zal versloffen. „In grote lijnen is het helemaal niet erg dat mensen meer alert worden gemaakt. Dat er immitatiegedrag optreedt na weer een vals alarm, daar til ik niet zo zwaar aan." De hoogleraar bestuurskunde vindt dat Nederland een inhaalslag moet maken, omdat het te naïef omgaat met mogelijk catastrofaal terrorisme.
In vergelijking met andere landen loopt Nederland volgens hem op twee punten achter in de strijd tegen terreur. Rosenthal: „Te veel mensen denken dat wij zo klein zijn dat terroristen ons wel links laten liggen. Daarnaast is men in Nederland behept met de gedachte dat mensen alleen maar van goede wil zijn, dat niemand iets kwaads in de zin heeft. We rationaliseren risico’s en terreurdreigingen graag weg en zijn eindeloos aan het discussiëren over de oorzaken van het terrorisme in plaats van het met wortel en tak uit te roeien."
Von der Dunk noemt het dwaas om niet met de oorzaak bezig te zijn. „Je moet beide doen. Wat Rosenthal voorstelt is net zoiets als kanker alsmaar bestrijden met chemotherapie, maar de oorzaken niet onderzoeken."