Zaaien onder de brandende zon in voormalig ZGG-zendingsgebied Bophuthatswana
De kerkklok luidt, enthousiast gezang klinkt. De dienst in de gereformeerde kerk in Uitkyk, Zuid-Afrika, staat op het punt van beginnen. Een impressie vanaf een voormalig zendingsterrein.
Onbarmhartig brandt de zon op de woeste, rode aarde. De thermometer in Uitkyk, zo’n 300 kilometer ten westen van Johannesburg, wijst ver boven de 40 graden Celsius. Zuid-Afrika krijgt een flinke tik mee van El Niño, het klimaateffect dat in grote delen van Afrika dit jaar zorgt voor extreme droogte.
Onder het golfplaten dak van de kerk lijkt de hitte weinigen te deren. Ruim honderd aanwezigen zitten onder het gehoor van ds. Ezekiël Pelele. Mannen, in hun zondagse pak, met jasje en stropdas, luisteren naar de preek. De meeste vrouwen dragen een lange zwarte jurk en een zwarte muts, een teken dat ze lid zijn van de vrouwenvereniging. Alleen bij de jongeren gaat het er iets losser aan toe. Zij hebben witte T-shirts aan, met daarop de tekst ”Reformed Church Youth Ministry Uitkyk”.
Ds. Pelele is een van de predikanten die zijn opgeleid aan de Bijbelschool die de Gereformeerde Gemeenten in 1987 openden in het naburige Mareetsane. Hij preekt over de blijdschap van het geloof, naar aanleiding van 1 Thessalonicenzen 5:16-18. „Hoe kun je blij zijn als je ziet hoe slecht het gaat op de wereld, of met jezelf?” vraagt de predikant. Ondertussen wiegt een moeder haar huilende baby in slaap. Een meisje speelt met haar mobiele telefoon. De predikant praat onverstoorbaar door. „Wie Christus kent, kan ondanks alles toch blij zijn. Voor onbekeerden is dit maar een vreemde zaak. Maar een christen leert in voorspoed dankbaar en in tegenspoed geduldig te zijn.”
In de preek wijst de predikant op de gevolgen van de droogte. „De oogsten van de boeren mislukken. De voedselvoorziening en de economie worden aangetast. Maar wat is onder die omstandigheden de roeping van een christen? Om te buigen voor het aangezicht van de Heere. Om te bidden: „Wees ons genadig Heere, want wij vergaan.”” De predikant wist het zweet van zijn voorhoofd. De gemeente gaat staan en zet een lied in. Het Afrikaanse gezang, gecombineerd met handgeklap, is in de wijde omtrek te horen.
Tuinproject
Ds. Pelele dient de gemeente in Uitkyk sinds 1993. Eerst was hij evangelist, sinds 2005 is hij predikant. Hij combineert het ambt met een baan als maatschappelijk werker. „De gemeente kan geen fulltimepredikant onderhouden. Dat probleem speelt in veel meer kerken.”
Direct achter de kerk ligt een grote moestuin, waar vooral groenten worden verbouwd. Meteen valt een metershoge toren op met bovenin een vat waarin duizenden liters water kunnen worden opgeslagen. Dankzij de watervoorziening heeft een deel van de gewassen de uitzonderlijk hoge temperaturen doorstaan. Op een zaterdagmiddag, als de meeste arbeiders vrij zijn, trommelt de predikant een legertje mensen op dat betrokken is bij het tuinproject. „Hele gezinnen zijn afhankelijk van de opbrengst van deze moestuin”, legt ds. Pelele uit. „De vrouwen van de diaconale raad verdelen de groenten onder hen die dit het hardst nodig hebben.”
Ds. Pelele is blij met de activiteiten van de diaconale raad. „De vrouwen in de gemeente proberen te voorkomen dat mensen honger moeten lijden. Tot nu toe lukt dat.” Om te bepalen wat elk gezin nodig heeft, is een voedingsschema opgesteld. Naast groenten uit de tuin worden ook rijst, meel en olie ter beschikking gesteld.
Een van de vrouwen die ondersteund worden, is Elizabet Makauta. Haar man overleed drie jaar geleden aan de gevolgen van een alcoholverslaving. Ze bleef achter met vier kinderen. Voor de jongere kinderen krijgt ze per kind 300 rand kinderbijslag per maand, zo’n 20 euro. Dat is genoeg om kleding en schoolgeld van te betalen, maar te weinig om van te eten. De kerk zorgt ervoor dat Makauta groenten krijgt. „Ook wordt er regelmatig een zak rijst gebracht”, zegt Makauta, terwijl ze trots haar huis laat zien. Ondertussen roert ze voorzichtig in een pannetje dat op het vuur staat.
Ook Elisa Moepeng krijgt hulp van de kerk, omdat ze als weduwe een gezin met kinderen te onderhouden heeft. Ze woont in een huis van golfplaten. Een groot deel van de week verricht ze huishoudelijk werk bij anderen. Van wat ze daarmee verdient, legt ze telkens geld opzij om stenen te kopen. Haar droom is om uiteindelijk een stenen huisje voor zichzelf en haar kinderen te bouwen. Ds. Pelele: „We stimuleren mensen ook om zelf een moestuintje te beginnen en wat kippen te houden. Het doel is uiteindelijk dat ieder gezin zelfvoorzienend is.”
Ds. Pelele zit vol plannen om het sociale werk dat de kerk doet verder uit te breiden. Zo zijn er plannen om bijen te houden, om daarmee de bestuiving van gewassen mogelijk te maken. „Veel werk wordt gedaan door vrouwen. Hopelijk is dit iets waar de mannen zich voor willen inspannen.” Toch loopt hij ook hier tegen beperkingen aan. Niet alleen werken de meeste mannen in de stad, ook is het beginnen van een project één ding, het volhouden is een tweede punt.
Verval
Het beeld van het voormalige zendingsgebied is dus niet alleen maar positief. Veel gemeenten zijn vacant, op sommige plaatsen is de kerkgang teruggelopen. Het verval is nog het meest zichtbaar in Mareetsane. Het gebouw van de Sekolo sa Mojadi (School van de Zaaier) staat al enkele jaren leeg. Van de in 1987 gebouwde eet-slaapzaal, waar voorheen conferenties werden gehouden, resteert een ruïne. Het gebouw werd betaald uit een jeugdbondactie in 1985. Ook van de pastorie is weinig meer over. Wel zijn de huisjes waar voorheen de studenten van de school woonden nog in gebruik bij de lokale bevolking.
Emeritus predikant Simon Morweng, die lid is van de gemeente in Uitkyk, denkt dat de voormalige zendingsgemeenten erbij gebaat zijn als ze begeleiding krijgen bij het bestuur en het beheer. „We hebben de middelen niet om daar iemand fulltime voor aan te stellen, maar dat zou wel nodig zijn.” Tegelijkertijd zijn de gemeenten zelfstandiger dan vroeger, meent hij. „Het Woord wordt nog steeds gebracht, de kerk blijft door Gods trouw in stand. Ik wil de mensen in Nederland vragen: vergeet ons niet, en bovenal: bid voor ons.”
„Er is geen wederkerige relatie ontstaan”
Ze waren beiden actief in het voormalige Bophuthatswana. Ds. J. Driessen van 1985 tot en met 1992; ds. J. P. Ouwehand van 1990 tot en met 1999. Zeventien jaar na het beëindigen van het zendingswerk in Zuid-Afrika blikken de twee voormalige zendelingen terug.
Hij arriveerde twaalf jaar na de start van het zendingswerk in Zuid-Afrika. Ds. J. Driessen (76), tegenwoordig emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, werd in 1985 de tweede zendingspredikant namens deze kerken in Bophuthatswana. Hij werkte samen met ds. L. Huisman, die al in 1973 aankwam. „In de jaren dat ik er werkte, tussen 1985 en 1992, steeg het aantal werkers vanuit Nederland nog.”
Ds. Driessen was betrokken bij de opleiding van twee lichtingen van elk vier predikanten en bij de scholing van ruim twintig evangelisten. Toen hij terugkeerde naar Nederland, heette het zendingswerk in Zuid-Afrika min of meer geslaagd te zijn. „De doelen waren het institueren van gemeenten, het opleiden van het kerkelijk kader en het op gang brengen van kerkelijk leven. Denk bij dat laatste onder meer aan jeugdwerk en vrouwenwerk”, aldus ds. Driessen. „Die doelen waren min of meer bereikt.”
De predikant gaf les op de Bijbelschool in het dorpje Mareetsane. Die school had, samen met het ziekenhuis in de 10 kilometer verderop gelegen plaats Gelukspan, een centrumfunctie in het gebied. De emeritus predikant uit Moerkapelle bezocht de regio bijna vijf jaar geleden voor het laatst. Wat hij aantrof, viel hem niet mee. „In Mareetsane waren er in mijn tijd 300 kerkgangers. Nu zijn het er hooguit enkele tientallen. De pastorie staat leeg en is verval geraakt.”
Ds. Driessen was na zijn terugkeer uit Zuid-Afrika geruime tijd een van de secretarissen van het deputaatschap voor de zending van de Gereformeerde Gemeenten. In die hoedanigheid was hij ook betrokken bij de afbouw van het werk in Zuid-Afrika. Terugkijkend denkt ds. Driessen dat er daarbij iets te grote stappen zijn gezet. Hij signaleert dat de lokale bevolking niet in staat is gebleken om de kerkelijke structuur in stand te houden op het niveau dat bereikt werd toen de zending er met personeel actief was. Voor een deel wijt hij dat ook aan de moeilijke sociaal-economische omstandigheden. Het vroegere Bophuthatswana, dat sinds het einde van de apartheid in 1994 weer volledig onder controle staat van Zuid-Afrika, bestaat slechts uit arme gebieden.
Een ander probleem van de regio is dat de mannen in de mijnbouw en in de grote steden werken, terwijl hun gezinnen achterblijven. Door de armoede, een kennistekort en een lage huwelijksmoraal komen alcohol- en drugsverslaving en hiv- en tbc-besmettingen veelvuldig voor, legt ds. Driessen uit. „Daar waar andere zendingsorganisaties in vergelijkbare gebieden in Zuid-Afrika nog steeds actief zijn, is de betrokkenheid vanuit Nederland bij Bophuthatswana minimaal. Dat maakt het ook moeilijk om de situatie te verbeteren. Ik vind het jammer dat er vanuit de Gereformeerde Gemeenten geen mensen meer in Zuid-Afrika werken.”
Lichtpuntjes
De laatste Nederlandse zendeling in het gebied, ds. J. P. Ouwehand (54), werkte, voordat hij hervormd predikant werd, van 1990 tot 1999 namens de Gereformeerde Gemeenten in Zuid-Afrika. Hij ziet bij alle verval in het vroegere zendingsgebied ook lichtpuntjes. „Het kerkbezoek in Mareetsane is weliswaar teruggelopen, maar dat is gedeeltelijk verklaarbaar door het vertrek van de Bijbelschool. Bovendien blijkt dat de kerk in stand blijft, ondanks dat structuren wegvallen die door Nederlandse zendelingen zijn opgezet. Op een aantal plaatsen bestaan bloeiende geloofsgemeenschappen.”
Ds. Ouwehand was theologisch docent op de Bijbelschool in Mareetsane. Tegenwoordig is hij directeur van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in de Protestantse Kerk. Hij denkt dat de terugloop in een aantal van de vroegere zendingsgemeenten te maken heeft met het feit dat in Zuid-Afrika elke gemeente van de Gereformeerde Kerken in Suid-Afrika (GKSA), waarmee de Zending Gereformeerde Gemeenten samenwerkte, een zwarte kerk ondersteunde. In de toenmalige thuislanden, waaronder Bophuthatswana, waren er geen blanke gemeenten. Daarom werden buitenlandse kerken uitgenodigd om in die gebieden het zendingswerk ter hand te nemen. Nu de zending vertrokken is, zijn er geen blanke gemeenten die ondersteuning kunnen bieden. Als in die situatie een predikant een beroep krijgt van een gemeente waar hij iets meer kan verdienen, is hij weg. Daardoor zijn er nu veel gemeenten zonder predikant.”
Ds. Driessen denkt dat veel blanke kerkgenootschappen nog bezig zijn om de omslag te maken naar een multiraciale kerk. „Toen ik kwam, waren er soms nog blanken die zwarten niet beschouwden als mensen met een ziel voor de eeuwigheid. Zulke extreme denkbeelden kom je nu hoop ik niet meer tegen, maar er is niet overal sprake van gelijkwaardigheid.”
Ook ds. Ouwehand meent dat er in Zuid-Afrikaanse nog altijd sprake is van grote verschillen tussen blank en zwart. „Het zendingswerk werd door de zwarte bevolking beschouwd als een project van de blanken. Het paternalisme van zendelingen versterkte de afhankelijkheid en stond het nemen van verantwoordelijkheid in de weg. De uit het zendingswerk ontstane kerken voelen zich daardoor te weinig ‘eigenaar’ van de kerk. Daardoor is het bijna onmogelijk voor ze om verantwoordelijkheid te nemen voor wat er buiten de eigen gemeente gebeurt. Alle gemeenten houden met moeite financieel gezien het hoofd boven water.”
Ds. Ouwehand denkt dat het zendingswerk gedreven werd door het verlangen om iets goeds te doen voor de arme bevolking. Hij plaatst er wel een kanttekening bij. „De Gereformeerde Gemeenten wilden een zendingsgebied met een eigen kleur, een zendingskerk die herkenbaar was voor het eigen kerkverband. Maar in Zuid-Afrika zijn talloze kerken actief. Probeer een eenvoudige Afrikaanse landarbeider maar eens uit te leggen dat je weliswaar gereformeerd bent, net als de kerk 5 kilometer verderop, maar toch ook anders. Dat is in Nederland al lastig.”
Vacuüm
Nadat hij in 1999 het zendingsveld verliet, bezocht ds. Ouwehand Zuid-Afrika nog diverse keren. Hij zag dat er na het vertrek van de zending sprake was van een leiderschapsvacuüm. „De blanke zendelingen hadden jarenlang de leiding. Onder hen kwamen hiërarchisch gezien de oudste predikanten en ten slotte de jongeren. Inmiddels zijn de blanken weg en zijn de oudste predikanten overleden of niet meer actief. Veel mannen werken in de grote stad. De jongeren die overblijven, hebben niet altijd voldoende scholing en de ervaring om de kerk op effectieve manier te leiden.”
Ds. Ouwehand betreurt het dat er vanuit Nederland weinig contact is met vroegere zendingsgemeenten. „Er is geen wederkerige relatie ontstaan. Als je zendingsprojecten wereldwijd overziet, moet je constateren dat dat geen incident is. Ook tegen mezelf zeg ik: Westerlingen zijn vaak goed in het aanwijzen van wat eraan schort bij een zendingskerk. Maar de vraag is of we ook oog hebben voor wat die kerk door de leiding van de Heilige Geest heeft ontvangen. God werkt nog steeds in de gemeenten in Zuid-Afrika. We moeten daarom niet alleen oog hebben voor de noden van de mensen daar, maar ook voor wat zij ons te zeggen hebben over het leven met de Heere.”
Bophuthatswana
De Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) werd in 1973 actief in Zuid-Afrika. Ds. L. Huisman en ir. H. Minderhoud werden toen uitgezonden naar Bophuthatswana, een arm gebied dat de Zuid-Afrikaanse regering in het kader van de apartheidspolitiek had toegewezen aan de zwarte bevolking.
De ZGG deed het werk in Bophuthatswana onder de vlag van de Gereformeerde Kerken in Zuid-Afrika (GKSA). De zending trok zich in 1999, met het vertrek van de laatste zendeling, drs. J. Ouwehand, terug uit Zuid-Afrika. Enkele jaren later werd de Bijbelschool in Mareetsane verplaatst naar de stad Mafikeng.
Na het vertrek van de ZGG uit Zuid-Afrika zijn er nog enkele keren toerustingsconferenties gehouden. In 2014 eindigde de financiële steun die aan de door de ZGG opgeleide predikanten werd gegeven. Het deputaatschap bijzondere noden van de Gereformeerde Gemeenten ondersteunt nog wel diaconale projecten op het vroegere zendingsterrein.
Lees ook in Digibron
“Ons is almal sondaars, ons moet bekeer word” : Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) bouwt werk in Zuid-Afrika af (Reformatorisch Dagblad, 11-12-1998)
Fam. Ouwehand naar Zuid-Afrika uitgezonden (Reformatorisch Dagblad, 30-08-1990)
De nood is daar nog groter dan hier : vraaggesprek met ds. J. Driessen in verband met zijn vertrek naar Zuid-Afrika (Daniël, 24-05-1985)
Voor ds. J. Driessen wacht nieuwe taak bij zending Gereformeerde Gemeenten : Opleiding en kadervorming in Bophuthatswana (Reformatorisch Dagblad, 20-04-1985)
Ds. L. Huisman verruilt “beste gemeente” voor zendingspost : Van Geref. Gemeente te Vlaardingen naar Bato-Batostad (Reformatorisch Dagblad, 13-09-1973)
Ir. H. Minderhoud uitgezonden (Reformatorisch Dagblad, 11-09-1973)