Memoires van de apostel Petrus
Titel:
”De visserman”
Auteur: Larry Huntsperger; vert. R. Posthuma
Uitgeverij: Voorhoeve, Kampen, 2003
ISBN 90 297 1750 5
Pagina’s: 242
Prijs: € 17,95. De bijbelshistorische romans die de laatste tijd in een gestage stroom verschijnen, worden gretig gelezen. Meestal gaan de boeken van Lynn Austin, Thom Lemmons en anderen over het Oude Testament. Dit jaar verscheen er een bijbelshistorische roman over het Nieuwe Testament: ”De visserman” van Larry Huntsperger. We zouden de roman ”memoires van de apostel Petrus” kunnen noemen.
Toch is het ook weer niet zó nieuw dat er nu een roman over een nieuwtestamentische persoon verschijnt. Al in 1975 verscheen in Nederland ”De grote visserman” van Lloyd Douglas, dat ook over het leven van Petrus gaat. Net als dat boek begint ”De visserman” bij de roeping van Petrus en eindigt het bij het moment dat hij voor zijn terechtstelling uit de cel wordt gehaald. De constatering van Huntsperger dat zijn boek een verhaal is „zoals u nog nooit heeft gelezen”, lijkt daarom wat te sterk uitgedrukt.
Petrus vertelt zijn verhaal in de ikvorm. Als hij op het eind van zijn leven in de cel zit, laat hij zijn weg met Jezus de revue passeren. Daarbij blijft Huntsperger dicht bij de bijbeltekst, maar kleurt hij de gebeurtenissen in met gedachten en gevoelens van Petrus, waarbij deze ook zijn eigen gedachten en gedrag achteraf becommentarieert.
Het mooie van het boek is dat je als lezer de groei van het inzicht in de persoon en het werk van Christus kunt volgen. Petrus zegt: „Hij voedde mij zoveel waarheid als Hij wist dat ik verdragen kon.” Het inzicht verloopt daarom in stappen. In eerste instantie zien de discipelen Jezus vooral als een bijzondere rabbi, maar na een aantal wonderen gaan ze Hem als wonderdoener zien. Later zien ze dat Hij Zijn wonderen niet onder gebed tot God doet, maar bijvoorbeeld Zelf de storm het zwijgen oplegt, en ze vragen zich af: „Wie is toch Deze?” Dat brengt hen tot de overtuiging dat ze misschien veel niet begrijpen, maar: „er was Jezus of er was helemaal niets.”
In het laatste jaar van de rondwandeling op aarde, als de bezetene belijdt dat Jezus de Christus is en voor het eerst een buitenstaander Zijn identiteit erkent, weet Petrus dat deze waarheid hem niet alleen verplicht tot respect, maar ook tot onderwerping. In Christus maakt Petrus als Jood ook voor het eerst kennis met een liefdevolle God. Bij de kruisiging raakt hij daarover wel in een geloofscrisis: nu zou die liefdevolle God, de Vader, toch moeten ingrijpen?
Haantje-de-voorste
Steeds keert in het boek de irritatie van Petrus terug over wat hij noemt de „tactiek” of „strategie” van de Meester. We zien er het beeld van Petrus als haantje-de-voorste in bevestigd. De haan moet hem leren dat Jezus niet voor niets tegen hem zei: „Ga weg áchter mij, satan.” Petrus’ belangrijkste leerpunt is ongetwijfeld zijn eigen menselijke ontrouw bij de verloochening, gekoppeld aan het genadige weten dat er toch vergeving mogelijk is.
Het boek is eigenlijk een drietrapsraket: Door de ogen van de schrijver lezen we hoe hij denkt dat Petrus over Jezus dacht. Omdat het bijna alleen maar over de periode van de rondwandeling van Jezus op aarde gaat, beschrijft het boek net zo vaak Jezus als Petrus. Op beide beschrijvingen is mijns inziens wel het een en ander af te dingen. Bij het beeld van Petrus stoort mij het scheppen van een oneigenlijke tegenstelling tussen zijn beroep en zijn discipelschap. Verder lijken bekering en het zicht op wie Jezus werkelijk is, vooral een keuze. Huntsperger laat Petrus ergens schrijven: „Uiteindelijk is ons vermogen om Jezus te zien zoals Hij is nooit een kwestie van voldoende bewijzen vergaren. (…) Maar de enige stem die de kracht heeft om die identiteit te bevestigen, moet uiteindelijk uit onszelf komen.” Na alle mooie dingen die Petrus in zijn preek tijdens het Pinksterfeest heeft gezegd, mis ik daarin (en in het hele verdere verhaal) het werk van de Heilige Geest.
Dan is er nog het beeld van Jezus dat door de schrijver in Petrus’ mond wordt gelegd. Hoewel het goed is zo veel mogelijk over het leven van Jezus te weten, heeft de beschrijving ervan in een roman ook een aantal nadelen. Ten eerste is het beschrijven van Jezus’ leven veel minder verrassend dan bijvoorbeeld dat van Hizkia, omdat de gemiddelde kerkganger er al veel meer van weet. Daarnaast ligt in deze roman vooral de nadruk op de wonderen van Jezus en op wat Hij dééd, veel minder dan op wat Hij zéí. Dat is logisch omdat de handelingen vaart in het verhaal brengen. Maar tegelijk is het de vraag of daar de kern van Jezus’ werk lag.
Beperkte zienswijze
Dat brengt mij bij een laatste en meer fundamenteel bezwaar: het beschrijven van Jezus’ leven is in die zin een heel hachelijke zaak, omdat we Hem al snel opsluiten in onze beperkte menselijke zienswijze, wat schadelijk zou kunnen zijn voor ons zicht op Hem als Verlosser. Zo schetst Huntsperger in het begin vooral het beeld van een Jezus die nooit een terechtwijzing uitsprak. In de Bijbel zie ik inderdaad een Jezus Die er voor ieder berouwvol zondaar wilde zijn. Maar tegelijk was hij een Man die soms scherp, soms heel vaderlijk, kon terechtwijzen.
De schrijver zegt via Petrus over het doel van het boek: „Ik schrijf dit verhaal (…) omdat er maar zo weinig mensen zijn die Hem goed lijken te begrijpen.” Dat is een loffelijk streven. Of het aantal van hen die Hem wél goed begrijpen door dit boek zal toenemen, blijft voor mij een vraag.