Commentaar: Universiteit moet scheefgroei tussen onderzoek en onderwijs aanpakken
Topdocenten aan veertien universiteiten zijn ontevreden over de kwaliteit van het onderwijs. De instellingen besteden te veel aandacht aan wetenschappelijk onderzoek, waardoor het onderwijs een ondergeschoven kindje is, constateren ze.
Het probleem dat deze docenten signaleren is al langer bekend. Op de Vrije Universiteit in Amsterdam was het enkele jaren geleden zelfs een van de oorzaken van een bestuurscrisis. Maar er in het openbaar over spreken, of beter nog: het probleem oplossen, blijkt nog niet zo eenvoudig. Het onderwerp zit een beetje in de taboesfeer. Daarom is het goed dat deze docenten de kat de bel aanbinden.
Er zijn duidelijke oorzaken voor de scheefgegroeide verhouding tussen onderwijs en onderzoek aan te wijzen. Allereerst heeft zij te maken met de financiering van het wetenschappelijk onderwijs. Voorheen werden universiteiten volledig betaald door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat is echter veranderd. Medewerkers op universiteiten moeten het geld voor onderzoek zelf bij elkaar sprokkelen. Ze doen dat door projectaanvragen in te dienen bij de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) of bij de Europese Unie.
Vooral de NWO blijkt in de praktijk een lastige hobbel. De organisatie wil eigenlijk alleen een aanvraag honoreren als de indiener volledig voor onderzoek gaat en niet over onderwijs begint. Maar ook universiteitsmedewerkers spelen soms een dubieuze rol. Als ze van de NWO geld voor hun onderzoeksproject hebben gekregen, stappen ze naar hun afdelingshoofd en laten zich vrijkopen om minder les te hoeven geven. Krijgen ze dat niet voor elkaar, dan vertrekken ze, mét de beurs voor hun onderzoek, naar een andere universiteit. Op deze manier worden universiteiten gevangenen van zichzelf en blijft de scheefgegroeide verhouding tussen onderwijs en onderzoek in stand.
Daar komt nog iets bij. Als een medewerker op de universiteit promotie wil maken, wordt hij beoordeeld op een lange lijst met criteria voor zijn werk als onderzoeker. Wat zijn functioneren als docent betreft, blijft de check vaak beperkt tot de vraag of er niet te veel klachten van studenten zijn. Dat is niet eerlijk en niet evenwichtig. Universiteiten doen er goed aan ook iemands onderwijsprestaties gedetailleerd te beoordelen. Dat is in hun eigen belang, want veel wetenschappelijk onderzoek komt pas tot zijn recht in het onderwijs. Wat heeft de komende generatie eraan?
In het verlengde hiervan zou ook de NWO meer aandacht moeten besteden aan de vraag welke betekenis het onderzoeksproject waar een beurs voor wordt aangevraagd, heeft voor het onderwijs. Daarmee wordt een eenzijdige focus op onderzoek voorkomen.
De ondervraagde topdocenten schatten dat 30 procent van hun collega’s slecht functioneert. Dat is geen reclame voor de universiteiten en een slecht signaal naar de studenten toe. Zij hebben recht op kwalitatief goed onderwijs. Aan de basis van het probleem ligt de gedachte dat onderzoek belangrijker zou zijn en meer status zou hebben dan onderwijs. Universiteiten moeten met deze misvatting afrekenen. Ze danken hun bestaansrecht juist aan die dubbele taak.