Van Aartsen: Weg met evenredigheid
De Nederlandse democratie is instabiel geworden en mist slagkracht. Er moet daarom een einde komen aan het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, vindt VVD-fractieleider Van Aartsen. Hij mikt met zijn „fundamentele herziening” op het jaar 2011.
Terwijl minister De Graaf (Bestuurlijke Vernieuwing) druk bezig is met de uitvoering van het regeerakkoord, bood Van Aartsen gisteravond tijdens een ”netwerkborrel” met liberale ambtenaren een kijkje in zijn persoonlijke agenda voor het kiesstelsel. Die blijkt veel verder te gaan dan het invoegen van regionale en persoonlijke accenten in het bestaande stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
De VVD-voorman ziet de plannen van het huidige kabinet slechts als opstapje voor veel verdergaande hervormingen in de volgende regeerperiode, 2007-2011. Sterker: hij noemde minister De Graaf „regentesk”, omdat die weigert het oor te lenen aan ambitieuzere voorstellen van CDA en VVD. De Graafs partij, D66, is volgens Van Aartsen „op dit gebied de meest conserverende partij.”
Zelf heeft Van Aartsen ten aanzien van het kiesstelsel weinig last van behoudzucht. Het liefst maakt hij zo snel mogelijk een einde aan het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, dat uitermate gunstig is voor kleinere partijen. „We hebben er sinds 1917 prettig mee geleefd, onder de hoede van confessionalisering en verzuiling, maar het is nu duidelijk aan vervanging toe.”
Het grote probleem, volgens Van Aartsen, is dat de evenredige vertegenwoordiging „zorgt voor instabiliteit” en dat „de machtsvraag” er niet direct door wordt beantwoord. „Op de dag na de verkiezingen kan nog niemand met zekerheid zeggen welke kant het opgaat. Dat gaat ten koste van de slagkracht. Een land dat slagkracht wil tonen, kan niet drie maanden nemen om een kabinet te vormen.”
De Nederlandse politiek is de laatste tijd toch al een stuk instabieler geworden. Volgens Van Aartsen is er meer aan de hand dan de incidentele opkomst van een charismatisch leider (Fortuyn), die een nieuwe partij een groot aantal zetels weet te bezorgen. Hij verwees naar onderzoek van de Leidse politicoloog Peter Mair, waaruit blijkt dat Nederland behoort tot een groep landen die snel stabiliteit verliezen.
Van Aartsen wijt dat mede aan de politieke cultuur. „We hebben op een of andere manier de kracht verloren om in vier jaar tijd echt een aantal duidelijke veranderingen door te voeren”, zei hij. Bewindslieden moeten dat veranderen door weer „leiderschap” te gaan tonen. In dat verband stelde hij zijn partijgenote Verdonk als voorbeeld, vanwege haar „enthousiasmerende uitstraling.”
Uiteindelijk wil Van Aartsen uitkomen bij het Franse systeem. Dat is een zuiver districtenstelsel, waarbij na de eerste ronde kandidaten met minder dan 12,5 procent van de stemmen afvallen. „Dat dwingt partijen en politici om al in een vroeg stadium te komen tot machtsvorming”, aldus Van Aartsen. Hij denkt dat in Nederland dan twee hoofdstromen zullen overleven: „Een liberale en een sociaal-democratische.”
Graag ziet Van Aartsen bovendien een gekozen premier en een krimp van het aantal Tweede-Kamerleden. „Met 100 in plaats van 150 kunnen we ook toe, en zelfs met 75.” Hij realiseert zich dat het nog lang niet zo ver is, bijvoorbeeld omdat voor het afschaffen van evenredige vertegenwoordiging de Grondwet moet worden gewijzigd. Maar: „Dit kabinet kan de weg al openen.”
Hoewel zijn plannen niet vriendelijk zijn voor kleinere partijen, had Van Aartsen dinsdagavond toch iets aardigs in petto voor de kleinste partij in het parlement. Op een vraag of de SGP vanwege haar vrouwenstandpunt niet moet worden verboden, reageerde hij sterk afwijzend. „Het is verstandig geweest om niet met ze in een kabinet te gaan zitten, maar verbieden is geen oplossing. Het is een historische stroming in de Nederlandse politiek. Maar ook een islamitische partij of een partij die allochtonen uit bestuurlijke functies weert, moet bij de stembus worden verslagen.”