Een heilloos compromis bij de Galaten
Je moet geen jassen uitdelen nadat de zon is gaan schijnen. Prof. dr. J. van Bruggen gebruikt het beeld om er de kern van de Galatenbrief mee uit te drukken.
Heidenchristenen werden door Jodenchristenen gedwongen zich te laten besnijden. Het lijkt onschuldig, maar daarmee zou de kerk weer onder Israël vallen in plaats van een zegen voor alle volken te zijn, aldus prof. Van Bruggen in zijn recent verschenen commentaar op de Galatenbrief.
We moeten de Galatenbrief niet overvragen alsof deze een theologische verhandeling geeft over de verhouding van Wet en Evangelie of de vrijheid van de christenmens, waarschuwt prof. Van Bruggen, emeritus hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Hij beschouwt het als een vernieuwend inzicht van de exegese van de laatste decennia dat we een bijbelboek moeten zien in de context van zijn tijd (inbegrepen de tijd van de Joodse wereld) en niet erin te lezen wat vanuit de eigen tijd relevant is.
Aan de brief aan de Galaten ligt een eenvoudig praktisch probleem ten grondslag, poneert prof. Van Bruggen in zijn bij uitgeverij Kok in Kampen verschenen commentaar, dat als ondertitel heeft ”Het goed recht van gelovige Kelten” (de Galaten waren van oorsprong Kelten, maar kwamen door een volksverhuizing in het huidige Turkije terecht). „Paulus had met vrucht het Evangelie verkondigd onder de inwoners van Galatië. Maar dwaalleraars slopen in en nodigden door hun gedrag uit tot besnijdenis. Hun motief was niet zozeer theologisch, alsof in het onderhouden van de Joodse wet de zaligheid lag; maar praktisch: een veilige samenleving van Joodse christenen met broeders uit de heidenen. Wanneer Joodse christenen te veel omgang hadden met onbesneden christenen uit de volken, werd dit gezien als verraad aan het Joodse volk.”
De achtergrond van de brief is een situatie waarin de niet-Joodse christenen amper een eigen identiteit hadden verworven. „De toenemende invloed van het zelotisch nationalisme en de schaduw van de synagoge deden een klimaat van dreigende vervolging ontstaan. Geen wonder dat de Galaten er zelf wel voor voelden zich te laten besnijden. Maar Paulus is in zijn reactie hierop ongemeen fel. Voor hem staat de radicaliteit van het Evangelie op het spel. Hij wil de Galaten wakker schudden, zoals een moeder dat doet als zij haar kind vlak bij de sloot bloemen ziet plukken. Paulus ziet namelijk een grote ramp dreigen - terwijl de Galatiërs dat zelf niet door hebben! Door hun optreden zou de kerk weer onderdeel worden van het Jodendom en zou het heil niet meer beschikbaar zijn voor de volken.”
Hoewel de toon van de brief ongemeen fel is, spreekt Paulus toch niet van vijanden, maar van kinderen, waarover hij weer barensnood heeft. „Het zijn domme Galatiërs, zo zegt hij: ze hebben niet door wat ze doen en menen zelfs te goeder trouw te zijn. Paulus wijst echter op hun kortzichtigheid. Ze lieten hun gedrag bepalen door vrees voor mensen en stonden een politieke benadering van kerkelijke kwesties voor. Het Evangelie was voor Paulus in het geding, omdat de heidenen door de komst van Christus als de beloofde Messias mede-erfgenamen waren. Stel je voor dat alle heidenchristenen zich hadden laten besnijden: dan zouden wij onderdeel van de staat Israël geworden zijn onder Sharon. Dan zouden we niet door het geloof in het ware Israël ingelijfd zijn, maar door de besnijdenis in het aardse Israël. Dan zouden wij in de zending het Evangelie der besnijdenis brengen. Paulus was een diepzinnig mens die verder dacht dan anderen, of je moet zeggen: hij werd door de Geest verlicht om de consequenties van hun handelwijze te zien voor de toekomst.”
Vanuit 2000 jaar kerkgeschiedenis plaatsen christenen anno 2004 Joden zo gemakkelijk tegenover christenen, maar zo lag het in die tijd niet. „In die tijd waren er gelovigen uit de Joden en de heidenen. Het volk Israël was imponerend; de eerste christenen waren slechts een handjevol nieuwkomers binnen Israël dat ook nog eens te maken had met een verscherpt nationalisme. Het boek Handelingen is één vervolgingsgeschiedenis van Joodse christenen door hun volksgenoten. Het gevaar lag voor de hand dat christenen uit de heidenen zich gingen aansluiten bij Joodse christenen om hun die vervolging te besparen.”
Het commentaar van prof. Van Bruggen geeft inzicht in een intern Joods-christelijk conflict binnen de Vroege Kerk. „De vraag drong zich op: Wie was de ware Jood? Ik denk dan: Jezus Christus. De kerk is niet in de plaats van Israël gekomen, maar is de voortzetting ervan en is in het gelovige Israël ingelijfd. Christus is niet het product van Israël, maar Israël was product van Christus. Israël was een verband dat nodig was geworden om uiteindelijk een zegen voor alle volken te zijn. Zo moeten we ook de wet zien. Paulus beschouwt de wet van Mozes als specifieke vormgeving voor het volk Israël van de wet die vanaf de schepping geldt. Die wet is de verplichting om voor God te wandelen en oprecht te zijn. De wet van Mozes wordt door Christus niet afgedankt, maar gaat, om zo te zeggen, met emeritaat als nationale wet en wordt vervuld in Christus en blijft veelzeggend en voorbeeldig voor alle christenen.”
De Galatenbrief is door de eeuwen van veel invloed geweest op de kerk. Luther bijvoorbeeld schreef een bekend commentaar op deze brief. „Luther interpreteerde de brief in de context van zijn strijd tegen Rome, tegen het samengaan van Christus en de goede werken. Ik ontken niet dat de brief gebruikt kon worden in de tijd van de Reformatie, maar daarmee is niet de gehele brief van de Galaten verwoord. De hoofdstukken 5 en 6 gaan juist over de goede werken. Er is wel eens gekscherend gezegd dat de rooms-katholieken vooral de hoofdstukken 5 en 6 uit de Galatenbrief lezen; de protestanten 3 en 4. Het gaat in de brief niet over de vraag of er een stukje meer nodig is voor onze zaligheid dan Christus, noch over de vermenging van Wet en Evangelie, waarvoor Luther in zijn tijd vreesde, maar of er in de kerk plaats kan zijn voor christenen uit de Joden en uit de heidenen. Paulus constateert een scheef gedrag bij de Galatiërs, hoewel dat natuurlijk ook kan uitmonden in een verkeerde leer.”
Prof. Van Bruggen kan goed begrijpen dat Luther zo reageerde in zijn commentaar op de Galatenbrief. „Hij zat in de vuurlinie en wij niet. Dat bepaalde zaken in de Galatenbrief actueler worden, zoals in de tijd van de Reformatie, is voor de hele Bijbel het geval. Gelovigen zouden als bijen rondom de Bijbel moeten zoemen om er steeds nieuwe honing uit te puren. Wij hebben de laatste zestig jaar meer geleerd over het Jodendom. In deze tijd zou de actualiteit van de Galatenbrief kunnen zijn de aandacht voor de vruchten van de Geest die in het christenleven zichtbaar worden. Dan komen de hoofdstukken 5 en 6 meer tot zijn recht. Het gevaar is tegenwoordig dat de genade van Christus wordt losgekoppeld van het christelijk leven. De Galatenbrief gaat niet over een abstracte vrijheid los van de wet, maar om bewegingsvrijheid in Christus.”