„Kerk leeft uit de eucharistie”
„De kerk is uit de eucharistie geboren en leeft daaruit. Het priesterambt vindt zijn hoogtepunt in het herhalen van de woorden van Jezus in het Laatste Avondmaal.” Dat stelt paus Johannes Paulus II in zijn geschreven boodschap ter gelegenheid van Witte Donderdag.
De paus zet daarmee de traditie voort die hij bij zijn eerste paasfeest als bisschop van Rome, 25 jaar geleden, is begonnen. Via de brief treedt hij jaarlijks in contact met de priesters.
Bij het laatste Avondmaal bereikte het „Jezus vergezellen” voor de apostelen zijn hoogtepunt, stelt de paus. In de viering van het paasmaal en door de instelling van de eucharistie voltooide Jezus hun roeping. Met de woorden „doet dit tot Mijn gedachtenis” bezegelde Hij volgens de paus hun zending met de eucharistie en gaf hun de opdracht deze heilige handeling voort te zetten, „waarbij hij de discipelen in de sacramentele gemeenschap met zich verbond.” Terwijl Hij de woorden ”Doet dit …” uitsprak, richtten Zijn gedachten zich op „de opvolgers van de apostelen.”
Het aantal priesters is nooit genoeg om aan de groeiende eisen van evangelisatie en zielzorg tegemoet te komen, zei de paus. „In enkele delen van de wereld wordt het priestertekort steeds nijpender, nu tegenwoordig het aantal priesters kleiner wordt zonder voldoende aanwas vanuit de jongere generatie. Elders heerst, God zij dank, een veelbelovende lente van roepingen.”
Roepingen zijn een gave van God, waarvoor we onophoudelijk moeten bidden, aldus de paus. Het gebed is hierbij het eerste en meest werkzame middel van het roepingenpastoraat. Bidden betekent de blik vast op Christus richten, maar kan ook niet zonder Maria, zo maakt de paus duidelijk: „Dierbare broeders in het priesterambt, uw bijzondere opdracht in de Kerk vraagt dat u vrienden van Christus bent, niet aflatend op Hem gericht en leergierig in de school van Maria. (…) Ik beveel ieder van u evenals uw dagelijkse dienst aan bij Maria de moeder van de priesters (…) Moge de heilige Maagd u de genade bereiden dat het in uw handen gelegde geheim nooit louter tot gewoonte wordt. Als u de Heer voortaan dankt voor deze buitengewone gave van Zijn Lichaam en Bloed, zult u uw priesterlijke dienst steeds in trouw kunnen volbrengen.”