Ds. G. A. van den Brink verdedigt proefschrift over „theologenruzie” aan VU
AMSTERDAM. Ds. G. A. van den Brink verdedigde dinsdag in de aula van de Vrije Universiteit zijn proefschrift over „een theologenruzie van 300 jaar geleden.”
Aan het begin van de plechtigheid mag de hersteld hervormde predikant van Kralingse Veer kort toelichten waarover zijn onderzoek gaat: een felle discussie eind 17e eeuw in Engeland over de toerekening van de zonden aan Christus. De zogeheten antinomianen waren in dit theologische debat het radicaalst. In zijn onderzoek besteedde ds. Van den Brink bijzondere aandacht aan een boek van de Nederlandse theoloog Herman Witsius, die probeerde te bemiddelen in het conflict.
Is zo’n onderzoek naar oude theologen wel zinvol? „Beslist”, aldus de promovendus. De antinomiaanse controverse heeft alles te maken met de belangrijke vraag of de dood van Christus een straf op de zonde is, of alleen maar een voorbeeld van geloof en toewijding. De discussie gaat ook over begrippen zoals misdaad verantwoordelijkheid, straf en vergeving. „Die zijn nog steeds van belang bij conflicten, van burenruzie tot wereldoorlog.”
Prof. dr. H. van den Belt, hoogleraar in Groningen, mag als eerste opponent een vraag stellen. Leidt de gekozen onderzoeksmethode niet gemakkelijk tot herhaling van oude standpunten? Hij varieert op de catechismus: „Waartoe dient het ons dat wij dit allemaal weten?” Ds. Van den Brink: „Ik hoop dat anderen de handschoen oppakken. Ik moest ergens eindigen.”
Ook VU-hoofdocent dr. A. Goudriaan heeft vragen bij de gekozen methode. Dr. R. T. te Velde van de TU Kampen wil meer weten over de relatie met de sociniaanse theologie, die op de achtergrond een grote rol speelde in het conflict. De promovendus weet de vragen zonder aarzelen naar tevredenheid te beantwoorden.
Prof. dr. W. van Vlastuin legt de vinger bij het oordeel van ds. Van den Brink dat de opstelling van Witsius „enigszins naïef” was. Is de houding van Witsius niet eerder een uiting van katholiciteit dan van naïviteit? werpt de rector van het Hersteld Hervormd Seminarie tegen.
Witsius was in zoverre naïef dat hij theologische onderscheidingen gebruikt die de antinomianen al lang en breed hadden afgewezen, licht ds. Van den Brink toe. En moeten we iemand als Samuel Rutherford, die het antinomianisme een „geestelijke antichrist” noemde, dan katholiciteit ontzeggen?
Prof. dr. A. J. Beck van de Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee treedt samen met VU-hoogleraar prof. dr. W. Janse op als promotor. In zijn lofrede roemt hij de helderheid en grondigheid van het onderzoek. „Je hebt zo’n 500 primaire bronnen geraadpleegd, bijna allemaal in het Latijn.”
Prof. Beck memoreert ook de onvergetelijke rol van prof. dr. W. J. van Asselt. De man die het onderzoek naar de gereformeerde scholastiek op de kaart zette, begeleidde het promotieonderzoek tot hij twee jaar geleden onverwachts overleed. Zijn weduwe is aanwezig om getuige te zijn van zijn blijvende invloed op het onderzoek naar de gereformeerde theologie.