Ds. Johannes Smith, predikant van de Puttense opwekking
De Nijkerkse opwekking in de achttiende eeuw heeft zich tot verschillende dorpen in de omgeving uitgebreid. Een daarvan was Putten.
In een brief die ds. Johannes Smith uit Putten op 27 mei 1750 aan zijn broer stuurde, schreef hij: „Ze zijn eenparig bezig om op zondagavond in plaats van eertijds naar de herbergen te lopen, nu samen te komen, waar tot stichting gezongen, gesproken en gebeden werd.” Het schrijven is in zijn geheel opgenomen in het boek ”Perioden uit het leven van dominee Johannes Smith (1712-1796). Predikant te Putten 1742-1760 en Bremen 1760-1795”. K. A. Gort, de auteur, kwam de brief tegen in het archief te Bremen, waar hij naspeuringen verrichtte naar het leven van ds. Smith, die in deze Duitse stad werd geboren.
De Nijkerkse opwekking –ook wel bekend als de Nijkerkse beroering– had plaats in de jaren 1749 tot 1753. Tijdens de prediking van ds. Gerardus Kuypers in Nijkerk kwamen plotseling mensen tot bekering, wat gepaard ging met heftige emoties bij betrokkenen. Hetzelfde deed zich voor in omliggende plaatsen zoals Putten, Barneveld, Lunteren en Nunspeet. Ds. Kuypers noemt de beroering in Putten „zonderling groot.”
Hoe groot de beroering in Putten is geweest, wordt duidelijk uit de teruggevonden brief van ds. Smith. De predikant schrijft dat velen die vroeger op zondagavond naar de herbergen gingen, nu naar de kerk gaan. Het begon ermee dat een zieke vrouw hem vroeg om op zondagavond voor een gezelschap op een boerderij te spreken. Er waren toen ongeveer vijftig mensen aanwezig. Veertien dagen later gebeurde hetzelfde en waren er honderd bezoekers. Nog weer twee weken daarna waren er 200 aanwezigen. Het gezelschap week uit naar de deel, waar de bezoekers ook op hild, de zoldering boven de stallen, klommen.
Diepe verlegenheid
Ds. Smith geeft in zijn brief voorbeelden van mensen die tot geloof kwamen. Een van hen was „een jonge dogter, die zonderling door ’s Heeren Geest bewrocht werd dat zij tot een levendige geloofsvereniging met den H. Jezus kwam, en met zoveel blijdschap des harten vervuld werd dat zij zelfs in verwondering over de liefde des Heeren aan haar ziel verbaasd was (…).” Hij noemt ook een jongen van een jaar of 12, 13 „die in ’t begin van ’t bidden zodanig aan zijn ziel getroffen werd dat hij, hoe zeer hij zelfs en die bijzaten hem zochten tot bedaren te brengen, evenwel niet konden; maar telkens met ontzachelijke beweging van alle leden des lichaams uitriep: „O Heere Jezus help mij. Amen.”” Verder heeft ds. Smith het over „een zonderlinge beweging van verscheidene mensen die uit de diepe verlegenheid van hun zielen tot de Heere om hulp riepen.”
Zijn eerste toespraak tot deze aanwezigen op het gezelschap ging over de verschijning van de Heere Jezus aan Maria Magdalena (Johannes 20:11-17), waarbij hij schrijft: „Hoe er verscheidene redenen waren die een zoekende ziel verzekeren konden van den Heere vroeg of laat te zullen vinden tot verwijding van haar ziel, maar dat zulk een zoeken ook naar waarheid en aanhoudend geschieden moet.” De tweede tekst was uit Spreuken 23:26: „Mijn zoon, geef mij uw hart.” De derde tekst betrof Handelingen 16:29, 30, over de geschiedenis van de stokbewaarder in Filippi die zei: „Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?”
Ds. Smith heeft het in zijn brief over „doorslaande blijken van Gods wonderhand ter bekering van zondaren.” Als gevolgen van deze „voorvallen” noemde ds. Smith het ontzag voor het Woord van de Heere dat in het dorp gekomen was. Hij had de eerdere acht jaren naar zijn gevoel „vruchteloos gearbeid” in Putten. De zaak kon volgens hem een nauwkeurig onderzoek lijden.
Orthodox
In zijn woning aan het kerkplein in Putten vertelt Gort over de aard van de prediking van ds. Smith. Hij schetst hem als een orthodoxe predikant met een zuivere prediking en behorend tot de lampeaanse richting (deze verbond de voetianen met de coccejanen). Gort aarzelt om hem een vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie te noemen. In het boek wordt ds. Smith piëtistisch genoemd.
Dat ds. Smith de orthodoxe, Bijbelse leer ook in Bremen verkondigde, is volgens Gort wel zeker. Ds. Smith stond na zijn vertrek uit het Veluwse dorp nog meer dan dertig jaar in zijn geboortestad, waar hij de Reformierte Kirche diende. Hij werd qua prediking steeds meer een eenling in de stad, waar de verlichting meer en meer doordrong.
Zijn zoon Johann Smidt, die de ideeën van de verlichting aanhing, werd aanvankelijk ook predikant. In 1797 werd hij hoogleraar in de filosofie aan het gymnasium te Bremen. Van 1821 tot aan zijn overlijden in 1857 is hij, met een korte onderbreking, burgemeester van Bremen geweest. Hij was daar de grondlegger van de nieuwe tijd. Als stichter van Bremerhaven bezorgde hij de handel in Bremen grote bloei. Hier is een standbeeld van hem geplaatst en ook houdt de Bürgermeister Smidt-Brücke de herinnering aan de familie Smith levend. Maar misschien is de herinnering aan zijn vader, ds. Johannes Smith, wel sterker.
Gesprek in Istanbul.
Dertig jaar geleden kwamen J. R. Schulze-Smidt uit Bremen en E. G. Trommel uit Putten elkaar in Istanbul tegen. Ze raakten in gesprek. De naam Putten riep herkenning op bij Schulze-Smidt. Een voorvader van hem was predikant geweest in Putten. Het gevolg was dat de Duitser naar Putten kwam.
K. A. Gort, toen hoofd van het kerkelijk bureau van de hervormde gemeente Putten, toonde hem de kerkenraadsnotulen uit de tijd van ds. Smith en leidde Schulze-Smidt rond in het Veluwse dorp. Gort raakte geïnteresseerd in de geschiedenis van de predikant en begon met het schrijven van een boek dat hij na tientallen jaren voltooide, vertelde hij afgelopen zaterdag tijdens de presentatie van ”Perioden uit het leven van dominee Johannes Smith (1712-1796)” in de Oude Kerk te Putten.
De auteur reikte het eerste exemplaar van zijn ruim 600 bladzijden tellende boek uit aan Schulze-Smidt, broer van de man die in 1985 naar Putten was gekomen. Ook vertegenwoordigers van de kerken in Putten kregen een exemplaar.
Prof. dr. F. A. van Lieburg legde tijdens de bijeenkomst uit hoe het mogelijk was dat de in Bremen geboren Smith predikant werd in Putten. Er was in die tijd veel grensverkeer tussen de Nederlandse en de Duitse universiteiten in de grensstreek. Zo was het niet heel bijzonder dat Smith niet alleen in Bremen, maar ook in Groningen en Utrecht voor predikant studeerde en dat hij te Putten werd beroepen.
Prof. dr. A. Baars, emeritus hoogleraar theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, die het proefschrift van ds. Smith uit het Latijn vertaalde, merkte op dat de kwaliteit ervan goed was. Ds. Smith had over Psalm 32, het onderwerp van zijn dissertatie, wel eigen ideeën, aldus prof. Baars. Zo geloofde hij niet dat David de psalm geschreven had na zijn zonde met Bathseba maar na de volkstelling.
Tijdens een korte toespraak zei Gort, die als schrijver van ingezonden stukken in deze krant bekendheid geniet, dat de huidige kansel in de Oude Kerk van Putten dezelfde is als die waarop ds. Smith ooit stond. Hij wees naar het uitgesneden jaartal 1624. Gorts wens dat er psalmen van Datheen in de kerk gezongen zouden worden ging zaterdag in vervulling. Een zestal mannen zong onder andere ”Heer wijs mij toch Uwe wegen, die gij wilt dat ik zal gaan” (Psalm 25:2). De dag erna klonken er opnieuw psalmen van Datheen in de Oude Kerk, toen er in een kerkdienst aandacht aan het boek werd besteed.