Commentaar: Tweede Kamer moet vechtscheidingen op agenda houden
Jaarlijks verliezen zo’n 4000 grootouders het contact met kleinkinderen van wie de ouders hebben besloten uit elkaar te gaan. CDA-Tweede Kamerlid Keijzer trekt zich het leed van deze opa’s en oma’s aan. Deze week verdedigde ze in de Tweede Kamer haar voorstel: Geef meer grootouders de mogelijkheid om bij de rechter te pleiten voor een omgangsregeling met hun kleinkinderen.
Onopgemerkt bleef Keijzers initiatief zeker niet. Tal van mediaprogramma’s nodigden haar uit om haar voorstel nader toe te lichten. Dergelijke publiciteit kan een politieke partij goed gebruiken, ook het CDA.
Tegelijkertijd is niet de studio maar de vergaderzaal van de Tweede Kamer dé plek waar partijen en Kamerleden de slag moeten zien te winnen. Keijzer is daar deze week niet in geslaagd. Haar plannen gaan een groot deel van de Kamer een stap te ver. Ook de SGP, in familierechtelijke aangelegenheid regelmatig de bondgenoot van het CDA, had kritiek.
Het CDA-Kamerlid breekt een lans voor grootouders. Maar, zegt een Kamermeerderheid, hun worsteling staat niet op zichzelf. Deze is onderdeel van het verdriet dat alle betrokkenen bij een echtscheiding treft, inclusief de (klein)kinderen. Uiteindelijk gaat het dus om de vraag of de door Keijzer voorgestelde regeling de juridische positie van grootouders versterkt, zonder het risico in zich te dragen dat de echtscheidingsprocedure waarin de ouders zijn verwikkeld verder juridiseert en escaleert.
De Tweede Kamer meent van niet. Voor die inschatting valt iets te zeggen. Of grootouders bij de rechter mogen pleiten voor een omgangsregeling hangt nu af van de vraag of ze aannemelijk kunnen maken dat ze in een nauwe, persoonlijke betrekking tot het betreffende kleinkind staan. Is dat niet geval, dan blijft een inhoudelijke beoordeling van het verzoek uit.
In Keijzers voorstel mogen alle grootouders naar de rechter stappen. Dat kan leiden tot een stijgend aantal procedures, waarin een verzoek om een omgangsregeling na een verhit gevecht uiteindelijk toch wordt afgewezen omdat een rechter het bindend opleggen daarvan niet in het belang van het kind acht. Grootouders en kleinkinderen zouden dan van de regen in de drup belanden. Daarbij is niemand gebaat.
Tijdens het debat over Keijzers voorstel uitten meerdere partijen gelukkig hun bereidheid iets te willen doen om te voorkomen dat vechtscheidingen uit de hand lopen. Dat is hoopgevend. Nieuwe wetten kunnen de pijnlijke nasleep van een scheiding helaas niet verzachten. Daarmee staat de Kamer echter nog niet buitenspel.
Na eerdere debatten zijn er rechters begonnen om bij scheidingszaken een bijzondere curator voor kinderen aan te stellen. Anderen zijn er meer op gaan toezien dat ouders die uit elkaar gaan een ouderschapsplan opstellen. Bij het uitvoeren daarvan kunnen ook grootouders een rol spelen. De winst van het debat kan kortom zijn dat dergelijke initiatieven breder navolging krijgen. Eén vereiste is dan wel noodzakelijk: vechtscheidingen moeten op de Kameragenda blijven staan. Zo’n uitkomst zou eervol zijn voor Keijzer, én goed voor het welzijn van het kind.