Uitleg: Tweede Kamer houdt vast aan regels omgangsrecht grootouders
DEN HAAG. Moeten grootouders meer recht krijgen op een omgevingsregeling met hun kleinkinderen na een echtscheiding? Een meerderheid van de Tweede Kamer wees maandag een initiatiefnota van CDA Tweede Kamerlid Keijzer daarover af. Vijf vragen.
Hoe is het omgangsrecht voor grootouders bij een scheiding op dit moment geregeld?
Als een scheiding een einde dreigt te maken aan het contact tussen grootouders en kleinkinderen kunnen grootouders bij de rechter een verzoek doen om te mogen pleiten voor een omgangsregeling. Alvorens dat toe te staan, kijkt de rechter of er sprake is geweest van „een nauwe, persoonlijke betrekking” tussen beiden. Is dat het geval, dan volgt een inhoudelijke beoordeling. De rechter kijkt daarbij met name of het opleggen van zo’n omgangsregeling in het belang is van een kind.
Prima regeling, toch?
Op het eerste gezicht misschien wel, maar volgens Keijzer is er in de praktijk sprake van belangrijke knelpunten. Haar belangrijkste grief is dat rechters het vereiste van „een nauwe, persoonlijke betrekking” erg divers interpreteren; iets wat leidt tot uitkomsten die voor een leek niet altijd goed te plaatsen zijn. Het Kamerlid haalde maandag het voorbeeld aan van grootouders die drie jaar lang een à twee dagen per week oppasten op een kleinkind, maar toch niet om een omgangsregeling mochten vragen, terwijl het verzoek van een grootouder die haar kleinkind na de geboorte vijf keer had bezocht wel werd toegewezen. Kortom, voor sommige grootouders is het bestaande wettelijke vereiste volgens Keijzer een onneembare horde.
Welke wijziging stelt het CDA voor?
Jaarlijks komen er volgens onderzoek zo’n 4000 grootouders bij die als gevolg van een scheiding hun kleinkind(eren) niet meer mogen zien. Volgens Keijzer zou de rechter hun wens om te mogen pleiten voor een omgangsregeling ontvankelijk moeten verklaren, zodra de juridische afstemmingsband, of bloedband is aangetoond. Op die manier krijgen ze in elk geval de kans om hun verzoek inhoudelijk toe te lichten en te laten beoordelen door de rechter.
Waarom voelt een Kamermeerderheid daar niet voor?
In een eerdere schriftelijke gedachtewisseling vroegen zes partijen, VVD, PvdA, SP, D66, PVV en SGP, zich al hardop af wiens belang er in het CDA-voorstel voorop staan: dat van het (klein)kind, of toch dat van de grootouder(s). Na een schriftelijke toelichting van Keijzer volgde maandag het beslissende debat. Daarin wezen VVD, PvdA, SP en D66 het CDA-voorstel definitief af. Zij vrezen dat grootouders door zich in rechtszaken over scheidingen te mengen conflicten alleen maar verergeren, terwijl een kind van wie de ouders in een scheiding liggen het al zwaar genoeg heeft. Bovendien vragen zij zich af waarom er voor grootouders een speciale juridische entree zou moeten worden geregeld, en bijvoorbeeld niet voor betrokken ooms of tantes.
D66-Kamerlid Bergkamp voerde aan dat veel rechters in landen met een vergelijkbare regeling als waar het CDA voor pleit een verzoek van grootouders alsnog afwijzen. Belangrijke redenen daarbij zijn dat het belang van het kind bij een omgangsregeling niet is aangetoond en dat rechter kinderen niet in een loyaliteitsconflict willen brengen.
Voor de VVD is cruciaal dat besluiten over de contacten met grootouders hoe dan ook een aangelegenheid voor de ouders zijn.
Keijzer noemde de vrees voor omgangsregelingen die faliekant verkeerd uitpakken uit de lucht gegrepen. „Een rechter die niet overtuigd is van de meerwaarde van een regeling zal een verzoek daartoe zeker afwijzen.” CDA-Kamerlid Van Toorenburg, die het voorstel van haar partijgenote verdedigde, wees erop dat het kleinkinderen ook tot steun kan zijn als ze zien dat hun grootouders zoveel waarde hechten aan een omgangsregeling dat ze ervoor naar de rechter willen. Hun tegenargumenten vermurwden de Kamer echter niet.
Kan de Tweede Kamer verder nog iets voor grootouders die na een scheiding iets voor hun kleinkinderen willen betekenen?
Ja, in de nieuwe Jeugdwet staat dat families bij opvoedzorgen het recht hebben om zelf een familiegroepsplan te maken. De Tweede Kamer kan nagaan in hoeverre er bij het opstellen van groepsplannen na een (vecht)scheiding oog is voor de rol die de grootouders zouden kunnen spelen.
Ook bij het opstellen van een ouderschapsplan zou nadrukkelijker gekeken kunnen worden naar de grootouders. In zo’n document leggen ouders vast hoe ze na een scheiding het ouderschap willen blijven vormgeven. Een rechter hoort daarop toe te zien. Volgens minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) zijn de inspanningen van partijen in het veld op dit punt echter al maximaal. Momenteel loopt er al wel een proef met een zogeheten regierechter. Alle procedures die in het kader van een specifieke echtscheiding worden aangespannen worden daarbij afgewikkeld door een vaste rechter, die ook in de gaten houdt of zaken via mediation kunnen worden afgewikkeld. Een evaluatieonderzoek daarnaar wordt eind dit jaar verwacht.