De grote dag
1 Petrus 2:7a
„U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.”
De oordeelsdag komt. Eenmaal zal de wereld in volle vlam staan, de elementen des hemels en der aarde zullen versmelten en de doden zullen uit hun graven herrijzen, om voor het hoogste gerechtshof, de rechtbank des hemels, geoordeeld te worden. Wie zal bestaan als de Rechter van hemel en aarde met Zijn leger van engelen op de wolken des hemels verschijnt? Als Zijn stem de graven doorklinkt en Hij Zijn glinsterend zwaard ten gerichte trekt? Wie zal Zijn toekomst verdragen? De ongelovigen mogen voor die geduchte dag sidderen en beven. Zij wensen dat zij voor Jezus’ komst vernietigd werden! Maar de gelovigen vrezen Zijn verschijning niet, want juist die dag is de dag van hun openlijke verheerlijking. Op die dag zal Jezus hen tot de hoogste heerlijkheid verheffen en hen met eer en luister bekleden. De toekomstige Rechter is voor de gelovigen dierbaar. Hij zal hen met Zijn liefde overschaduwen en troostvolle woorden hun toeroepen: „Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van voor de grondlegging der wereld.”
Is de Heere Christus ook u dierbaar? Dat is de belangrijkste vraag. Wees niet te haastig om die vraag toestemmend of ontkennend te beantwoorden. Immers: sommigen denken dat zij Jezus dierbaar schatten, maar zijn er nog ver vandaan. Anderen zouden alle reden hebben hiervan persoonlijk te getuigen maar trekken toch dit gedurig in twijfel.
Adrianus van Herwaarden,
predikant te Opheusden
(”Door de bliksem getroffen”, 1855)