Stervensgenade
1 Petrus 2:7a
„U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.”
Jezus’ trouw, bloed en eeuwige godheid staan borg voor Gods kinderen. Zijn machtige arm zal hen behoeden, Zijn hand hen leiden en de loopbaan doen voleinden waarop zij door Zijn genade eenmaal gezet zijn. Maar als nu eens de gedachte des doods in hen opkomt, als zij zich eens voorstellen dat zij nog een donkere doodsvallei moeten doorgaan, wat denken zij dan in Jezus te zullen aantreffen? Zeker is en blijft de dood een koning der verschrikking. Onze natuur huivert bij zijn komst en is bang voor zijn banden. Hoe godvruchtig iemand ook heeft geleefd, het denkbeeld van sterven, van scheiden uit deze wereld, kan hem weleens met een kille huivering bevangen, zodat hij voor dat gewichtige tijdstip vreest. Maar ook dan is Jezus voor de gelovigen dierbaar. Jezus heeft de dood overwonnen. Hij zal hen ook in die bange ure niet begeven. Hem is bekend hoezeer zij tegen het sterven opzien, met welke banden zij aan hun dierbare betrekkingen gebonden zijn. Daarom zal Hij hen op die ogenblikken bijzonder nabij zijn en hen, met het oog op Zijn kruis geslagen, kalm door de doodsvallei heen voeren.
Adrianus van Herwaarden,
predikant te Opheusden
(”Door de bliksem getroffen”, 1855)