Aanslag in Kabul verzwakt moreel bij leger en autoriteiten
APELDOORN. De zelfmoordaanslag in de Afghaanse hoofdstad Kabul, dinsdag, was de zoveelste speldenprik van de taliban richting de autoriteiten. De onderlinge verdeeldheid bij de laatsten speelt de taliban gevaarlijk in de kaart.
„Een aanval van de taliban op Kabul én de overname van diverse wijken in de hoofdstad zal vrijwel zeker leiden tot de val van de Afghaanse regering.” Dit citaat is van de Pakistaanse journalist Tom Hussain, correspondent van Al-Jazeera, en dateert van vorige maand.
Zijn uitspraak was gebaseerd op de ernstige verdeeldheid binnen de Afghaanse regering, met als belangrijkste kemphanen president Ashraf Ghani en zijn vicepresident Abdullah Abdullah. De eerste is fel voorstander van vredesoverleg met de taliban, de ander is daar faliekant tegen. Zodra de taliban toeslaan in het hart van het Afghaanse bestuurscentrum, luidde Tom Hussains verwachting, zal die zwakke plek worden opgereten en het landsbestuur fataal kunnen worden.
Gisteren leek het er even op dat de taliban dicht bij dat doel waren. Een zelfmoordaanslag doodde in het centrum van Kabul zeker 28 mensen. Ruim 300 raakten er gewond.
Deze sluimerende bestuurscrisis op het allerhoogste niveau maakt één ding duidelijk: de taliban in Afghanistan hebben bepaald geen eensgezinde en moreel sterke tegenstander tegenover zich.
De tactiek van de taliban is intussen helder. De getalssterkte van het Afghaanse leger proberen ze te neutraliseren door op zo veel mogelijk plekken aan te vallen. De massieve tegenstander moet zo worden uitgehongerd, drooggelegd of uiteengereten tot een versnipperde bende. Alleen met steun van buitenlandse troepen –er zijn nog 13.000 NAVO-manschappen, waarvan 9800 Amerikaanse Special Forces– zijn de taliban nog terug te dringen.
Intussen kunnen de taliban nog altijd rekenen op de steun van buurland Pakistan. Dat land blijft weigeren de taliban onder druk te zetten om naar de overlegtafel te komen in plaats van te vechten.