Zien op Jezus
1 Petrus 2:7a
„U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.”
Hoe zalig is het vaak voor de ziel der gelovigen, wanneer zij door een dal van verdrukkingen, in een weg van kruis, Jezus mogen aantreffen. Ik kan u niet beschrijven hoeveel de gelovigen aan Jezus hebben als zij, met donkere wolken omgeven, zicht hebben op Hem alleen. Onbeschrijfelijk is het wat zij in zich gevoelen als in een nacht van tegenspoed die hemelse Ster Zich door de wolken vertoont. Wat de gelovigen dan in Jezus vinden, wordt beter gevoeld dan beschreven. Hij is hun Herder, Die hen leidt aan lieflijke waterbeken. Hij is hun stok en staf door de vallei van deze woestijn, hun kompas op de onstuimige zee van deze wereld. Jezus wordt voor hen hoe langer en meer dierbaar. Hoe moeilijker hun weg is, des te dierbaarder wordt Hij in Zijn trouw en liefde voor hun ziel. De gelovigen ondervinden steeds de kracht van hun verdorvenheid, zodat zij weleens door onvoorzichtigheid aan de verzoekingen toegeven en schandelijk tegen God zondigen. Met een beklemd gemoed moeten zij dan hun weg bewandelen en vrezen het ongenoegen des Heeren op de een of de andere wijze te zullen aantreffen. Terwijl zij voor het aangezicht Gods beducht zijn, komt Jezus hen weer met Zijn liefde voor, en wijst Hij hen op Zijn gerechtigheid en op Zijn bloed, dat steeds reinigt van alle zonden. Hij brengt hen weer terecht.
Adrianus van Herwaarden, predikant te Opheusden
(”Door de bliksem getroffen”, 1855)