„Gesprek over geloof en hulpverlening is vastgelopen” (video)
DORDRECHT. De discussie over de vraag of geloof en therapie samen kunnen gaan is vastgelopen, merkten het Kennisinstituut christelijke ggz, de Theologische Universiteit Kampen en de Christelijke Vereniging voor Psychiaters, Psychologen en Psychotherapeuten. Daarom houden ze donderdag een congres. Want therapeuten en ambtsdragers moeten toenadering tot elkaar zoeken, vinden ze.
Stel: iemand heeft een negatief zelfbeeld en kan daardoor niet meer normaal functioneren. Een ambtsdrager helpt zo iemand misschien heel anders dan een therapeut met een optimistisch mensbeeld. Of stel: een persoon die helemaal in de knoop zat met zichzelf, zegt genezen te zijn door Jezus. Een therapeut kan daar bedenkingen bij hebben, terwijl een ambtsdrager het wel begrijpt.
Bij deze casussen kun je de spanning tussen geloof en therapie goed zien, vertelt dr. William den Boer, organisator van het congres en verbonden aan de TU Kampen. Op het congres, dat donderdag bij De Hoop in Dordrecht plaatsvindt, worden deze casussen behandeld.
Het debat over de spanning tussen geloof en therapie zit vast. Den Boer hoopt dan ook dat het congres de discussie over dit onderwerp weer aanwakkert en dat therapeuten en ambtsdragers uiteindelijk een aantal „gezamenlijke vertrekpunten” formuleren. Beide partijen hebben er behoefte aan opnieuw over de spanning na te denken, hoorde Den Boer in het werkveld. Ook de hulpvrager heeft baat bij gedeelde uitgangspunten, weet hij. Iets meer dan honderd mensen hebben zich aangemeld voor het congres.
Ondergeschikt
De spanning tussen geloof en therapie is al heel oud, weet de christelijke gereformeerde predikant dr. B. Loonstra. Hij promoveerde afgelopen maand op het onderwerp en is een van de sprekers. Er zijn vijf manieren waarop ambtsdragers en christelijke therapeuten naar de relatie tussen geloof en therapie kijken. „De een vindt dat geloof een ondergeschikte rol speelt in de behandeling, de ander wijst therapie helemaal af omdat die van een humanistisch mensbeeld uitgaat, en daartussenin zitten allerlei nuances.”
Er wordt verschillend gedacht over de vraag waar pastoraat ophoudt en waar psychiatrische hulpverlening begint. Het is niet zozeer een tegenstelling tussen therapeuten en ambtsdragers, maar meer tussen groepen onderling, denkt Loonstra. „Het geestelijke en het psychische van elkaar onderscheiden is een meer traditionele, kerkelijke benadering. Ze met elkaar vermengen is een meer evangelische benadering.”
Loonstra ziet dat er weinig contact is tussen therapeuten en ambtsdragers. Hijzelf heeft de spanning ook ervaren, als dominee en als therapeut. „Ze leven in verschillende werelden, hebben allemaal hun eigen agenda en hebben het allemaal druk.” Dat moet veranderen. „Ambtsdragers moeten hun grenzen kennen, en weten wanneer ze moeten doorverwijzen. Therapeuten moeten weer meer terugkoppelen. De afstand moet kleiner worden.”