CDA waarschuwt voor ‘liberale’ inburgering
DEN HAAG. De overheid treedt de tienduizenden vluchtelingen die zich de afgelopen maanden hebben gevestigd in ons land te veel tegemoet met de boodschap: „Doe maar waar je zin in hebt, zo lang je andere niet lastig valt.” Voor hun integratie is dat fnuikend, vreest CDA-partijleider Buma.
In het dinsdag verschenen CDA-blad Christen Democratische Verkenningen (CDV) stelt Buma samen met CDA- Tweede Kamerlid en woordvoerder integratie Heerma dat de overheid de joods-christelijke traditie veel nadrukkelijker moet uitdragen. Vluchtelingen moet „een gezonde vaderlandsliefde” worden bijgebracht, aldus de twee.
Concreet zou dat inhouden dat de overheid meer moet benadrukken dat alle mensen volstrekt gelijkwaardig zijn, én dat bij rechten en vrijheden ook plichten en verantwoordelijkheden horen. Zo’n grondige bezinning op de traditie biedt een gezamenlijke basis, als antwoord op de uitdagingen van immigratie, integratie en radicalisering, aldus de CDA’ers in CDV.
Ook de in 2010 op een zijspoor geraakte oud-minister en –partijideoloog Klink betoogt dat het niet om het even is aan welk waardenpatroon een overheid nieuwkomers probeert te binden. Ook in zijn ogen vereist integratie het uitdragen van de belangrijkste grondrechten van de westerse samenleving: vrijheid, respect voor andere opvattingen en tolerantie voor de toleranten. Wie het belang van uiterlijk gedrag, regels en voorschriften voorop stelt, schiet volgens Klink te kort.
De innerlijke vrijheid, een pijler van de rechtsstaat, is binnen het christendom ook altijd verdedigd als een belangrijk wezenskenmerk, gebaseerd op het Nieuwe Testament, voert Klink aan. Hij tekent er wel bij aan dat het belang ervan door de eeuwen heen veel geweld is aangedaan. Ook reformatorische christenen maakten zich daaraan volgens Klink schuldig, met hun haarkloverijen over allerhande uiterlijkheden, bijvoorbeeld over de vraag „of dames een lange broek mogen dragen, na het huwelijk mogen werken en of een ouderling wel in een licht pak naar de kerk mag gaan.”