Geen vrees
Johannes 20:12
„En zag twee engelen in witte kleding zitten, een aan het hoofd en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had.”
Als Jezus komt in een duister, onrein graf, dan wordt het daardoor even later een verblijfplaats van heilige engelen. Zo ook als Hij met Zijn Geest en Zijn genade inkomt in het duistere en onreine graf van een vuil zondaarshart; even later maakt Hij dat rein en tot een woonstede Gods in de Geest (Efeze 2:22).
Daarom is er nu geen reden meer dat de arme gelovigen langer voor de dood en het graf zouden vrezen, want Jezus heeft nu het graf van alle verschrikkelijkheid en alle smet der zonder geheel voor hen gereinigd, dat zelfs de vlekkeloze engelen in het graf zijn gaan wonen. Hierdoor zijn de graven nu geworden zeer aangename en liefelijke rustplaatsen voor de dode lichamen van Gods volk, daar ook zelfs de heilige engelen niet nalaten er te verkeren. Men mag nu van hen zeggen (Jesaja 57:2): „De rechtvaardige, zal ingaan in de vrede. Zij zullen rusten op hun slaapstede, een iegelijk die in zijn oprechtheid gewandeld heeft.”
Toen Jezus dood was, bewaakten Zijn vijanden het graf, maar nu Hij leeft, bewaken de heilige engelen dezelfde plaats. Zo verandert Jezus het graf!
Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen
(”Paasleerrede”, 1839)