Uitvaartgewoonten
De uitvaart van koningin Juliana was dinsdag tot in de puntjes geregeld. In het verleden liep een staatsbegrafenis niet altijd op rolletjes. De uitvaart van koning Willem III in 1890 is berucht. „Toen ging het helemaal mis”, zegt directeur L. L. M. Eekhout van het Nationaal Rijtuigmuseum in het Groningse Leek. Van vandaag tot eind oktober biedt het museum een tentoonstelling over begrafenisrituelen, waaronder de uitvaartgewoonten bij de Oranjes.
Het was chaos troef tijdens de uitvaart van Willem III. „Er moesten veel koetsen worden ingehuurd voor de tocht van Den Haag naar Delft. Het was niet bekend welke hoogwaardigheidsbekleder in welke koets moest plaatsnemen. Paarden steigerden. Veel koetsiers en paarden waren ongetraind. Bovendien stortte langs de route een tribune in. Iedereen sprak er schande van”, vertelt Eekhout terwijl werklieden timmerend en borend de laatste hand leggen aan de expositie.
Ongeregeldheden zoals in 1890 zullen onder koningin Beatrix niet gauw overkomen, verwacht Eekhout. Hij sprak de vorstin twee keer over koninklijke uitvaartrituelen. „Beatrix is een perfectionist. Ze gaat heel serieus en professioneel met dit soort zaken om. Ze heeft de Koninklijke Stallen weer op niveau gebracht.”
Tekenend is de renovatie van de huidige lijkkoets, die in 1872 werd gebouwd. „De koets was eerst een zogenaamde zijlader. Je schuift de kist er van de zijkant in en vervolgens wordt de kist een kwartslag gedraaid. Zo is koningin Wilhelmina de koets ingedragen. De dragers moesten echter op een keukentrappetje gaan staan om de kist in de koets te kunnen krijgen. Beatrix vond zo’n trappetje niet representatief. Daarom is de koets nu weer een achterlader. Nu kunnen de dragers aan de achterkant van de koets vanaf schouderhoogte de kist naar binnen schuiven.” De expositie in het Nationaal Rijtuigmuseum toont de originele ontwerptekeningen van de aanpassing in 1992. „Beatrix heeft zelf stevig meegepraat over de veranderingen aan de koets.”
De koninklijke uitvaarttraditie begon bij Willem van Oranje. Na de moord op Willem van Oranje, op 10 juli in 1584, was het aanvankelijk de bedoeling dat hij in het familiegraf in Breda ter aarde zou worden besteld. Die stad was echter in Spaanse handen. Dus werd de leider van de Opstand in de Nederlanden bijgezet in een voor die gelegenheid gemaakte grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft. De staatsbegrafenis was „eenvoudig.” Een koets ontbrak. Twaalf dragers torsten de baar.
Imposanter was de uitvaart van stadhouder Frederik Hendrik, zoon van Willem van Oranje, in 1647. De baar stond op een rijdend onderstel. „Frederik Hendrik wilde er een show van maken. Hij wenste zich als vorst te profileren.” Naar schatting 1000 mensen gingen mee in de stoet.
Kenmerkend voor de Oranje-uitvaarten is de combinatie van staatsprotocol en inbreng van de familie zelf. „Vast onderdeel is dat volgens staatsvoorschriften staatshoofden, ambassadeurs en leden van de Staten-Generaal worden uitgenodigd. Ook doen diverse militaire detachementen mee.
Behalve dat is er vrijheid van de koninklijke familie om op een eigen manier invulling te geven aan de plechtigheid. Zo bepaalt de familie de keus voor het vervoermiddel van het lichaam. Dat hoeft niet per se een koets te zijn. Ook de beslissing om de overledene bij te zetten in de Nieuwe Kerk in Delft is een besluit van de familie. Verder bepaalt de familie de inhoud van de kerkdienst en beslist ze wie er los van de vaste gasten worden uitgenodigd. Daarom was de man van prinses Margarita, Edwin de Roy van Zuydewijn, er dinsdag niet bij.”
Sinds de zestiende eeuw is het de gewoonte dat de uitvaartstoet van regeringscentrum Den Haag naar de Nieuwe Kerk in Delft trekt, een afstand van ongeveer 12 kilometer. Tot en met de bijzetting van koningin Wilhelmina in 1962 reisden de hoogwaardigheidsbekleders -vroeger per koets, later met de auto- de hele route mee. Sindsdien worden de meeste genodigden -in verband met veiligheidsmaatregelen- met bussen naar Delft gebracht.
Staatshoofden hebben hun eigen voorkeuren voor paarden. „Koning Willem II was gek van renpaarden. Koningin Emma had een voorliefde voor bruin, Wilhelmina koos voor zwarte Gelderse paarden en Beatrix houdt van Friese paarden. Koningin Juliana interesseerde zich niet zo voor dit soort zaken. Er is wel diplomatiek gezegd: Ze hield van alle dieren.”
Sinds het ontstaan van het Oranjehuis zijn er enkele koninklijke lijkkoetsen gebruikt. Ze hadden de kleuren zwart en zilver. „In het buitenland gebruikte men ook goud. Maar dat vonden ze bij ons te luxe.” De paarse kleur van de huidige lijkkoets is de keus van koningin Beatrix, merkt Eekhout op. „Ze kwam op het idee bij een staatsbegrafenis in Noorwegen. Daar werd als rouwkleur paars gebruikt. Dat vond ze mooi.”
De eeuwen door werd het lichaam van de gestorvene gebalsemd, wat alleen bij leden van het Koninklijk Huis is toegestaan. „In vroeger eeuwen werden het hart en de ingewanden uit het lichaam genomen. Die gingen in een vaas en werden in de grafkelder geplaatst. Sinds 1900 is er een andere methode. Men maakt een opening in de lies. Bloed wordt vervangen door een balsemingsvloeistof, een mengsel van formaline en glycerine. Op die wijze wordt het lichaam gemummificeerd.” Koningin Emma en koningin Wilhelmina wilden niet dat hun lichaam na hun dood zou worden gebalsemd. Zij wensten in hun natuurlijke staat voor God te verschijnen.
In het verleden betrad alleen koningin Emma af en toe de koninklijke grafkelder onder de Nieuwe Kerk om bloemen te leggen bij de kist van haar man, koning Willem III. Dat deed ze onder toeziend oog van de Delftse burgemeester, de beheerder van de sleutel van de grafkelder. Menselijkerwijs gesproken is de kans groot dat prins Bernhard het eerstvolgende lid van het Koninklijk Huis is dat komt te overlijden. Eekhout moet nog maar zien of de prins te zijner tijd volgens traditie in een koets zal worden vervoerd. „Hij houdt van auto’s. En je weet het met Bernhard maar nooit.”