Naar boven!
Psalm 42:6a
„Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God.”
Jezus Zelf had het Maria en al de discipelen dikwijls duidelijk voorzegd dat Hij op de derde dag weer uit de doden zou opstaan. Maar zie, het ongeloof heeft zozeer de overhand in Maria’s hart dat zij op dat alles geen acht slaat. Zij volgt haar benevelde begrippen en vleselijke hartstochten maar blindelings op. Ze buigt zich neer in een duister graf en sluit haar ogen voor het heldere licht van Jezus’ opstanding dat rondom haar schijnt.
Wat woelt en wroet de arme ziel in haar duisterheid en ongelovigheid! Het schetst ons de verkeerde wandel van Gods zwakgelovige kinderen. Zij bukken in hun ongelovigheid ook voortdurend neer in het donkere graf van zichzelf en van de schepselen waarin de Heere Jezus niet te vinden is. Daar zoeken zij hun heil en troost. Maar zij kunnen het daar evenmin vinden als Maria de Heere Jezus in het graf. Zij moeten hun ogen en hun harten van dat donkere graf, van zichzelf en van het ganse schepsel dat leeg van Jezus is afkeren. Zij moeten zich oprichten en zien naar boven, naar de hemel, waar Jezus alleen te vinden is. En ze moeten zeggen tot zichzelf: „Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God.” Helaas gaat dit doorgaans niet zo gemakkelijk. Net als met Maria.
Theodorus van der Groe,
predikant te Kralingen
(”Paasleerrede”, 1839)