Garissa herdenkt 148 door al-Shabaab vermoorde studenten
Muren worden gepleisterd, nieuwe wanden gezet. Er is veel kabaal op het terrein van het Garissa University College. „Voor de herdenking moet alles zo veel mogelijk klaar zijn”, zegt decaan Abdelrahman Hamo. Op veel plekken zijn nog kogelgaten en gesneuvelde ruiten te zien. Het zijn stille getuigen van de moordpartij die zaterdag precies een jaar geleden 148 levens eiste.
De universiteitscampus in de Keniaanse stad maakt een desolate indruk. Studenten zijn er nauwelijks te zien. „We zijn twee maanden geleden weer opengegaan, maar de meeste studenten durven niet terug te komen”, vertelt Hamo. „We hadden ruim 800 studenten, nu nog maar 70. De meesten van hen zijn weekendstudenten die doordeweeks een baan hebben. Van de studenten die tijdens de aanslag in het gebouw aanwezig waren, is niemand teruggekeerd. De meesten zijn overgeplaatst naar de Moi University in Eldoret.”
Droom
Hamo was op het moment van de aanslag in Nairobi. „Ik kreeg ’s morgens vroeg een telefoontje. In paniek werd verteld dat er een aanslag gaande was. Ik ben onmiddellijk mijn auto ingestapt en naar Garissa gereden, een reis van ongeveer vijf uur rijden. Hoewel ik meteen het gebouw in wilde, was dat niet mogelijk omdat de terroristen nog binnen waren. Nadat alles achter de rug was, ben ik als een van de eersten samen met het leger het gebouw binnengegaan om de lichamen te identificeren. Wat ik toen zag, is moeilijk voor te stellen.”
Hamo pakt een sleutelbos uit zijn zak en opent het metalen hek dat naar het gebouw leidt waar de studenten sliepen. Vlak onder het slot zit een gapend kogelgat. In het gebouw kwamen de studenten elke ochtend op de centrale binnenplaats bijeen om te bidden. De plek staat in het geheugen van Hamo gegrift. „Studenten zijn de gebedsruimte in gedreven en vervolgens in rijen gezet en neergeschoten. Een aantal van hen is onthoofd. In totaal zijn op deze plek 124 studenten om het leven gebracht. Toen ik de ontzielde lichamen zag liggen, dacht ik dat ik droomde.”
Berovingen
Vlak nadat het Keniaanse leger een einde maakte aan de terreuractie, werden de studenten die zich in kasten en onder bedden verstopt hadden, in busjes geëvacueerd. Onder de studenten bevond zich een jongeman die Hamo niet kende. „Toen ik hem aansprak, vertelde hij dat hij op bezoek kwam bij een van de neergeschoten studenten. Ik vond het een vreemd verhaal. Verschillende studenten herkenden de man en zeiden: „Jij bent ook een van de terroristen.” Aanvankelijk ontkende hij stellig. Maar het gerucht werd luider. Ik zat naast de verdachte jongeman in de bus. Onder politiebegeleiding werden de studenten naar een veilige plek gebracht. Opnieuw zei een student met volle overtuiging: „Ik weet het zeker, jij was er ook bij!” Toen bekende hij. Later bleek dat hij zijn geweer onder een bed had gegooid en op deze manier probeerde te ontsnappen. Ik kon hem wel naar zijn strot grijpen. Ik vroeg een van de militairen: „Kun je hem niet uit de bus zetten en neerschieten?” Zo boos was ik! De man zit nu vast en het proces loopt nog.”
Na drie dagen hing in de gebedsruimte een vreselijke stank, vanwege lichamen die tot ontbinding waren overgegaan. Om die reden bleek het moeilijk om mensen te vinden die bereid waren het gebouw schoon te maken. „Van diegenen die hielpen opruimen, bleken velen niet betrouwbaar. Ze probeerden de spullen te stelen van de omgekomen studenten. Ik moest iedereen heel de dag in de gaten houden. Het was een heftige tijd. De eerste vier weken heb ik niet kunnen slapen.” Hamo is zelf moslim, maar erg verontwaardigd over de aanslagen van al-Shabaab tegen christenen. „Ze misbruiken religie om verdeeldheid tussen christenen en moslims te zaaien.”
Verstopt
Over het grote universiteitsterrein wandelt ook Samuel Nyambega Nyangau. Hij is een van de christelijke docenten die op de campus wonen. „Ik hoorde schoten en belde mijn moslimbuurman. Die vertelde dat er een terreuraanslag aan de gang was. Toen heb ik mezelf in huis achter een kast verstopt en een deken over me heen getrokken. Constant bad ik God om mijn leven te redden. Na ruim zes uur werd ik door militairen bevrijd.”
Na de aanslag is Nyangau nog even op de universiteit terug geweest om zijn persoonlijke spullen op te halen. Vervolgens is hij gaan lesgeven op de universiteit van Eldoret. Toen Nyangau begin dit jaar gevraagd werd om naar Garissa terug te keren, aarzelde hij. „Toen ik hier terugkwam en zag dat er veel veiligheidsmaatregelen waren genomen, gaf dat vertrouwen dat het veilig genoeg was om terug te keren. In het begin schrok ik bij elk hard geluid, maar dat is gelukkig minder geworden.” Het feit dat christenen specifiek doelwit waren bij de aanslag, vindt de economiedocent lastig te accepteren. „De Bijbel zegt dat we geen wraak mogen nemen, maar dat is soms moeilijk.”
Herdenking
Abdulrahman Hamo is als decaan nauw betrokken bij de voorbereidingen van de herdenking van de aanslag, waarbij zaterdag ook de Keniaanse president Kenyatta aanwezig zal zijn. Hamo laat een grote tuin zien, midden op de campus. „We hebben 148 bomen geplant, voor iedere omgekomen student één. Ook wordt er een monument onthuld.”
Bij de herdenking worden veel slachtoffers en familieleden verwacht. Hamo hoopt dat de drempel voor studenten om aan de universiteit van Garissa te gaan studeren ook zal verdwijnen. „We hebben veel veiligheidsmaatregelen genomen. Er is een politiepost aanwezig met dertig politiemensen, er wordt 24 uur per dag gepatrouilleerd. Alle studenten en medewerkers worden door de veiligheidsdienst gescreend. Het is dus weer veilig. Ik hoop van harte dat het aantal studenten weer snel toeneemt. Als we bang zijn, geven we de terroristen hun zin.”
Richard Groenenboom is journalist en werkzaam bij SDOK (Stichting de Ondergrondse Kerk). Hij bezocht Kenia om onderzoek te doen naar de situatie van christenen in het oosten van het land.
tekst Albert-Jan Regterschot
Terreurbeweging al-Shabaab is verantwoordelijk voor een serie bloedige aanslagen in Kenia. De islamitische organisatie is in het oosten van het land erg actief in het werven van nieuwe strijders.
Lange tijd was Kenia een relatief stabiel land in een instabiele omgeving. Dat veranderde in 1998, toen aan al-Qaida verwante terroristen een aanslag pleegden op de Amerikaanse ambassade in Nairobi. Gelijktijdig ontplofte ook een bom in de ambassade in Dar-es-Salaam (Tanzania). Bij deze aanslagen vielen 224 doden. Amerika reageerde twee weken later met luchtaanvallen op al-Qaidadoelen in Sudan en Afghanistan.
In 2002 was het opnieuw raak: bij een aanval op een hotel in Mombasa van de Israëlische keten Paradise vielen dertien doden. Tegelijk werd een Israëlisch passagiersvliegtuig bij vertrek uit Kenia beschoten met raketten, maar die misten doel.
De inval van het Keniaanse leger in Somalië, in 2011, vormde voor de Somalische terreurbeweging al-Shabaab, opgericht in 2007, aanleiding om aanslagen te gaan plegen op Keniaanse doelen. De inval van het Keniaanse leger in Somalië was juist bedoeld om de veiligheid te verbeteren in de grensregio tussen beide landen. De militairen creëerden een bufferzone, onder meer om terroristen te kunnen tegenhouden.
In een reactie op de Keniaanse bezetting beloofde al-Shabaab vergeldingsmaatregelen in Kenia. Aanvankelijk waren er kleinschalige aanslagen in steden. Doelwitten waren politiebureaus, bars, stadsbussen, bushaltes, een restaurant, een markt, winkels en kerken. Bij deze aanvallen vielen tientallen doden en gewonden. De eerste grote aanslag van al-Shabaab in Kenia had plaats in 2013. Terroristen doodden toen zeker zestig mensen bij een aanval op het luxe winkelcentrum Westgate in Nairobi. Een jaar later sloeg al-Shabaab toe in de kustplaats Mpektoni. Ook daar werden zeker zestig mensen, voor het merendeel hotelgasten, vermoord.
Ook in 2014 waren er in Nairobi en Mombasa verschillende aanslagen. Daarbij vielen tientallen doden en gewonden. De aanval op de universiteit in Garissa op 2 april 2015 is tot nu toe de bloedigste aanslag die al-Shabaab in Kenia heeft gepleegd.
Ondanks haar gewelddadige karakter, weet de terreurbeweging ook in Kenia mensen aan zich te binden. Al-Shabaab heeft vooral invloed op de islamitische bevolking langs de kust in het noordoosten. De organisatie bezet daar regelmatig dorpjes en laat radicale geestelijken preken in de plaatselijke moskeeën. Jongeren worden geronseld voor de heilige oorlog. Die ronselpraktijken hebben niet alleen in Kenia zelf plaats, maar ook onder Kenianen die in Somalië wonen en werken.
Begin februari liet al-Shabaab opnieuw van zich horen. Een aanhanger van de organisatie probeerde een Airbusverkeersvliegtuig op te blazen, kort na de start vanuit de Somalische stad Mogadishu. Doordat het toestel nog op lage hoogte vloog, mislukte de aanslag. Alleen de dader kwam om, de piloten wisten het vliegtuig veilig aan de grond te zetten.
Kenia
Kenia is een land met 46 miljoen inwoners, die voor het merendeel christelijk zijn. Bijna de helft van de bevolking wordt beschouwd als protestants-christelijk, een kwart als rooms-katholiek. Moslims maken zo’n 12 procent van de bevolking uit.
Het land biedt onderdak aan naar schatting een half miljoen vluchtelingen. Het merendeel van hen is afkomstig uit Somalië, waar al decennialang anarchie heerst. De meeste vluchtelingen worden opgevangen in twee grote kampen in de buurt van de grens.
Kenia vangt ook vluchtelingen op uit Sudan, waar jarenlang gevechten waren tussen het islamitische noorden en christelijke zuiden. Ook worden mensen uit Uganda opgevangen, die wegtrekken uit het gebied waar rebellen van het Leger van de Heer huishouden.
Al-Shabaab levert bloedig visitekaartje af