Kerk & religie

Herman Takken: Al te lief zijn voor moslims is niet nodig

Terwijl om hem heen de granaten ontploften, school Herman Takken met zijn gezin onder een huis in Libanon. Hij moest terug naar Nederland, maar de passie voor moslims raakte hij niet meer kwijt. Vrijdag gaat hij met pensioen. Hoewel: een passie laat zich niet met pensioen sturen. Begeesterd: „Er komen meer moslims tot geloof dan ooit.”

Jacob Hoekman

1 April 2016 20:39Gewijzigd op 16 November 2020 02:35
Herman Takken bij de boekenkast in het kantoor van Evangelie & Moslims. beeld RD, Anton Dommerholt
Herman Takken bij de boekenkast in het kantoor van Evangelie & Moslims. beeld RD, Anton Dommerholt

Het is wat later dan gepland als de journalist arriveert. Voor Herman Takken (64) is het geen punt. Hij heeft in de loop der jaren geleerd flexibel te zijn. Er is altijd wel iets wat moet gebeuren, zoals de controle van de Arabische versie van zijn laatste boekje over de Twaalf Artikelen van het geloof, uitgelegd aan moslims.

Zo’n controle is bepaald niet overbodig, laat hij zien in het kantoor van Evangelie & Moslims in Amersfoort. Een van de hoofdstukken, over de Heilige Geest, gaf Takken als titel ”In vuur en vlam”. In de Arabische vertaling is het ”In hel en vlam” geworden. Met een glimlach: „Dat is het tegenovergestelde van wat ik bedoel.”

In vuur en vlam: Takken weet als geen ander wat er wél mee wordt bedoeld. Hoewel hij gelijkmatig en rustig van karakter is, raakt hij steeds weer begeesterd als hij spreekt over mensen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika die hij in zijn lange loopbaan bij Evangelie & Moslims met het goede nieuws in contact heeft gebracht. En hij ziet dezelfde begeestering bij deze ex-moslims. „Gisteren nog had ik een doop­gesprek. Het is zo mooi om te zien hoe deze ex-moslims zijn geraakt door het Evangelie. Ze hebben vaak zó’n groot verlangen om met Christus te leven, dat ik er iedere keer weer versteld van sta. Het heeft me nooit verveeld.”

Maar Takken zou Takken niet zijn als hij tegelijk niet ook realistisch zou blijven. „Wat ik vaak zie, is dat zo’n verlangen bij ex-moslims gepaard gaat met een enorm optimisme. Zo van: nu zondig ik niet meer. En: als ik bid, komt er altijd een oplossing. Wacht maar even, denk ik dan. Binnenkort zal het je tegenvallen. Dan zul je moeten leren om ook in tegenslagen echt alleen op Christus te bouwen.”

Takken zag zelf van dichtbij hoe je dat leert, na een traumatische gebeurtenis in zijn jeugd in Veenendaal. Hij was 11 jaar toen een zusje van 3 verdronk. „Ze was met haar vriendinnetje in de buurt aan het steppen. Samen gingen ze kijken bij een nieuwbouwproject, waar een kelder vol water stond. Mijn zusje viel toen voorover in het water. Het meisje dat bij haar was, ging op haar stepje terug en vertelde het mijn moeder. Die heeft haar gevonden.”

Hoe gaat een gezin om met zo’n heftige gebeurtenis?

„De dood van mijn zusje bracht geestelijk gezien een ontwikkeling op gang in ons gezin. Mijn ouders gingen niet aan het avondmaal. Maar het proces dat volgde 
na de dood van mijn zusje was zó intens, dat mijn moeder niet meer kon blijven zitten als de avondmaalstafel klaarstond. En niet zo heel veel later ging ook mijn vader aan.”

Wat deed het met uzelf?

Het valt hem meer dan een halve eeuw later nog zichtbaar zwaar om erover te spreken. „Mijn ouders hebben erover kunnen praten, maar wij als kinderen moesten het op een andere manier verwerken. Het heeft heel lang onderhuids gezeten. Juist het wegstoppen, het niet bespreken, heeft veel psychologische effecten gehad. Je merkt het misschien.”

De jonge Herman groeide op in een christelijk gereformeerd nest – een kerkelijk milieu dat hij nooit vaarwel heeft gezegd. „Onze kerk, de Pniëlkerk, was groot. Als jongere werd ik op een gegeven moment door Rik Valkenburg gevraagd om verhalen te gaan vertellen voor de zondagsschool. Dat is enorm vormend voor me geweest 
en leidde tot een bewust geloof. Ik kan 
niet zozeer een moment aanwijzen, 
maar ik zie wel duidelijk dat het Evangelie gaandeweg meer voor me is gaan leven.”

Een doorbraak vormde de tijd in militaire dienst. „Ik was sportinstructeur op de kazerne in Ede. In die tijd had ik een klein Johannesevangelie bij me, dat ik grondig doorlas. Dat leidde me echt tot Christus, daar in die kazerne. Ik was op de slaapzaal de enige die ’s avonds voor mijn bed knielde, maar ik deed het toch. En het werd gerespecteerd. In die tijd groeide het verlangen om te evangeliseren sterk.”

Waren er toen al moslims in uw blikveld?

„Nee, met hen had ik geen contact. Ik sloot me tijdelijk aan bij een evangelisatieteam in België, en deed daarna de opleiding aan wat nu De Wittenberg is, in Zeist. Zendingswerkers op verlof vertelden daar over het grote tekort aan christelijke werkers in de moslimwereld. Dat is altijd blijven haken.”

U zou naar Iran gaan, maar het werd Libanon.

„Klopt. Ik deed enkele jaren pastoraal jeugdwerk in Groningen, waar ik mijn vrouw heb leren kennen. Toen kwamen we in contact met de Morgenlandzending. Die vroeg ons naar Iran te gaan. Maar ja, het was 1979. In Iran brak de revolutie los, waardoor alles heel snel veranderde.”

Maar in Libanon woedde een burgeroorlog…

„We gingen er in 1980 heen, met onze twee dochters. De jongste was toen een paar maanden oud. We zaten in de Bekaavallei, tussen Beiroet en Damascus. Daar deed ik jeugdwerk. Maar de gevechten laaiden iedere keer weer op. Toen we korte tijd weg waren, werd ons huis in de stad Zahle beschoten. Een granaat was dwars door de muur gegaan. Het was puinruimen toen we terugkwamen.”

Het zou nog erger worden. In april 1981 was Zahle haast dagelijks wereldnieuws. „Bij de gevechten om de ingesloten, niet ver van Beiroet gelegen stad Zahle zijn Syrische troepenversterkingen aangekomen”, schreef deze krant bijvoorbeeld op 6 april van dat jaar. Het verslag rept over Palestijnse guerrillastrijders en Syrische vliegtuigen die meededen aan de aanvallen op de belegerde stad. „Het is steeds moeilijker te bepalen wie op wie schiet”, aldus het bericht.

U zat midden in die onoverzichtelijke, explosieve situatie. Hoe kom je zo’n periode door?

„Met de buren schuilden we onder ons huis. Er waren periodes dat we wel acht inslagen per minuut telden, direct om ons heen. Wat me er vooral van bijstaat, was onze angst voor de kinderen. En het gejammer van de Arabische vrouwen die ook bij ons schuilden. Dat creëerde een sfeer van angst, waardoor onze oudste dochter heel bang werd. Ze werd drie in die twee weken. Dat hebben we gevierd op matrasjes op de grond.”

U had daar kunnen sterven.

„Ja, we wisten dat het mis kon lopen. Op een nacht klonk er een enorme dreun. Glas en puin kwamen op de grond terecht, precies tussen mijn hoofd en het hoofd van de man naast me. Dan besef je hoe dichtbij de dood komt. Boven ons hoofd vloog een granaat dwars door drie muren van ons eigen huis.

Eén keer heb ik al mijn moed verzameld en ben ik ’s nachts naar boven gegaan om potjes Olvarit op te halen, met het risico dat ik het doel zou worden van een sluipschutter. Die missie slaagde gelukkig. Ik heb toen zelfs de radiowereldontvanger mee kunnen nemen naar de schuilplaats.”

Nooit geprobeerd weg te komen in die tijd?

„Dat zou pas kunnen als er een gevechtspauze kwam, zoals wel vaker tijdens die burgeroorlog. Dan kon er opeens van alles. Dat is het absurde. Het waren broedervolken die met elkaar vochten. Ze spraken dezelfde taal. Als er vrede was afgesproken, wenkte men naar elkaar en dan gingen de partijen die tegenover elkaar stonden met hun tanks, thee drinken en grapjes maken. Later heb ik in Amersfoort een Syriër ontmoet die destijds in één van die tanks zat, terwijl wij in dat huis schuilden. Hij vertelde over de oorlog vanuit zijn perspectief, inclusief de thee en de grapjes.” Takken herhaalt: „Dat is het absurde van oorlog.”

Tijdens een bestand lukte het Takken om met zijn gezin via een konvooi naar Damascus te gaan. „Eindelijk konden we onze ouders en schoonouders geruststellen. Die zaten enorm in de rats vanwege de slechte berichten uit Zahle.”

U had uw bekomst van de Arabische wereld na die ervaring?

Takken schudt stellig zijn hoofd. „Eenmaal in Nederland had ik steeds het gevoel dat ik weer terug moest gaan. Maar Libanon zat er voorlopig niet in, zeker niet met de kinderen. In die tijd leerde ik hier Jaap Beukema kennen, destijds de enige medewerker van de organisatie die later Evangelie & Moslims ging heten. Dat was een heel prettig contact. Jaap richtte zich vooral op Turken in Nederland, en ze zochten iemand voor de Arabischtaligen, meestal Marokkanen. Dat werd ik.

Het aannemen van die baan was in feite ook een ontsnapping uit een negatieve spiraal. Het was zwaar, echt zwaar om te accepteren dat het niet meer ging in Libanon, tenzij ik mijn oogkleppen had opgezet en alleen had gezegd: Ik ben geroepen, ik moet gaan. Ik kwam daar niet meer uit. Dat toen deze deur openging in Nederland, betekende een oplossing.”

Die oplossing zou uw levenswerk worden: u sluit vrijdag 34 jaar missionair werk voor Evangelie & Moslims af. In die tijd veranderde het islamitische landschap in Nederland sterk. Wat is voor u de opvallendste ontwikkeling?

„Dat we van een gemoedelijke tijd naar een chaotische tijd zijn gegaan, maar tegelijk naar een tijd waarin meer moslims dan ooit Jezus hebben leren kennen. In de jaren tachtig waren moslims doorgaans gastarbeiders. Ze waren exotisch en interessant. Maar dat is echt voorbij. Nu worden moslims als een bedreiging gezien. Het gemoedelijke veranderde in een tijd vol spanning en hectiek.

Tegelijk zien we in die chaos de mooiste dingen oplichten. Te midden van alle negativiteit zijn er meer doopdiensten voor ex-moslims dan ooit tevoren. In de tijd dat ik hier bezig ben, is het aantal moslims dat op zoek is naar de liefde van Jezus als een parabool omhooggegaan.”

Veruit de grootste groepen moslims in Nederland zijn Turken en Marokkanen. Maar juist onder hen zijn er relatief weinig christenen. Hoe komt dat?

„Je ziet dat er nu wat meer komen, maar hun aantal blijft inderdaad achter. Ik denk dat dit komt doordat ze hier met een ander motief zijn gekomen. Ze kwamen hier als gastarbeiders. Ze waren geen vluchtelingen die veel geweld in naam van de islam hadden meegemaakt en die al hun schepen achter zich hadden verbrand. Vluchtelingen zijn op zoek naar een nieuwe wereld, maar deze groepen vinden het prima in hun huidige wereld. Daar komt nog bij dat Marokkanen en Turken heel sterk op elkaar gericht zijn. Er is een sterke sociale controle waardoor het moeilijker is om je geloof vaarwel te zeggen.”

Hoeveel christenen met een moslimachtergrond denkt u dat er zijn in Nederland?

„Er wordt wat verschillend over gedacht. Ik ga zelf uit van honderden. Duizenden, dat denk ik niet. Het ligt er ook aan hoe je telt. Er zijn de achterliggende jaren heel veel Iraniërs gedoopt, en Syriërs, en Irakezen. Maar het is voor mij nog spannend of het Evangelie in hun leven echt geland is; of het stand houdt.

Dat is ook mijn zorg bij Oase in Amersfoort, een Arabischtalige gemeente die is ontstaan vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Ik ben lid van die gemeente en betrokken bij de pastorale zorg. Hoe ziet die gemeente er over een paar jaar uit? Het is niet de bedoeling dat deze nieuwe christenen hun geloof baseren op de christelijke gemeenschap, hoe waardevol ze dat ook vinden. Dan kan hun geloof al heel snel consumerend van aard worden. Maar ik zie het ook met vertrouwen tegemoet. Er gebeurt zo veel moois op dit moment.”

U gaat weg in de spannendste periode?

Takken lacht. „Ja. Maar het is ook heel intensief, en ik word binnenkort 65. Daarnaast heb ik last van phpd: pijntje hier, pijntje daar. Daarom is het goed dat er een eind komt aan het werk bij Evangelie & Moslims. Er zijn anderen die dit werk prima kunnen doen, en die soms ook duidelijker kunnen zijn in de begeleiding, zoals onze medewerkers Haithm uit Jemen en Yüksel, die een Turkse achtergrond heeft. Zij kunnen veel beter aanvoelen wat er leeft onder moslims en onder hen die christen worden. Nederlanders zijn soms veel te lief.”

U ook?

„Ik ben wel duidelijker geworden in de loop van de tijd en kan nu ook beter nee zeggen. Te lief zijn is geen oplossing. Je kunt niet op alle noden ingaan. Dat geldt voor relatieproblemen, psychische problemen en zeker ook voor financiële problemen. Mijn ervaring is dat het geven van geld over het algemeen niet heeft geleid tot een betere verstandhouding.”

Is uw visie op de islam in al die jaren veranderd?

„Ik denk het niet. Toen ik begon, probeerde ik niet te focussen op de gewelddadige, kwalijke kant van de islam. Dat doe ik nog steeds niet. Laat moslims zelf dat verhaal maar vertellen. Er zijn heel duistere teksten in de Koran, maar ik heb nooit op het spoor gezeten om moslims daar al van tevoren mee te confronteren.”

Dat laat onverlet dat u er vast uw gedachten over heeft.

„Ja, maar daar praat ik pas over als ze er zelf over beginnen. Voor je het weet, kom je in de sfeer van een bokswedstrijd terecht, en dat past niet bij mij. Mijn stijl is meer om de zon van het Evangelie te laten stralen, waardoor de sterren van andere godsdiensten vanzelf verbleken.

Daarmee zeg ik niet dat een confronterende stijl niet goed kan zijn. Mensen die zo’n wedstrijdachtig debat op een goede manier aangaan, kunnen soms veel losmaken bij moslims, waardoor ze misschien op het spoor komen van het Evangelie. De Arabische christelijke tv-zender Al-Hayat doet dat bijvoorbeeld. Het zijn meestal moslims die de buik vol hebben van al het geweld in naam van de islam, die met deze apologetische programma’s geholpen worden om een keus te maken.”

Ziet u de islam als een antichristelijke macht?

„Elke religie kan antichristelijk zijn in haar uitwerking. Waar mensen hun houvast aan een systeem ontlenen, gaat het mis. Het is Christus Die in de vrijheid zet. Maar ik vraag me wel af of moslims Christus werkelijk gepresenteerd hebben gekregen zoals Hij is. Veel moslims wijzen het Evangelie helemaal niet bewust af. Met termen als ”de islam is de godsdienst van de duivel” kan ik niet zo veel. De duivel kan op allerlei manieren binnenkomen, ook in het kerkelijk leven en in je eigen leven, in je eigen hart.”

Hoe veranderde de visie van de kerken op moslims in de afgelopen drie decennia?

„Toen ik begon, was er duidelijk sprake van polarisatie. Moslims zijn ook pelgrims op weg naar God, zeiden sommigen. Die liberale stemmen horen we nu minder. Ze klonken vooral daar waar het Evangelie verwaterde tot medemenselijkheid.”

En in de reformatorische gezindte?

„Daar hadden en hebben we veel ingang. Natuurlijk allereerst in de kerken die aan de basis stonden van Evangelie & Moslims, zoals de Christelijke Gereformeerde Kerken, maar ook in bijvoorbeeld de Gereformeerde Gemeenten. De liberale geluiden horen we daar niet, maar soms klinken er wel stevige Wildersgeluiden. Wat me dan vaak opvalt: die mensen krijgen de wind van voren van hun eigen gemeenteleden.”

Met de komst van vluchtelingen is de polarisatie nog groter geworden. Gaat de kloof tussen moslim en niet-moslim verder toenemen?

„Dat denk ik wel. Als straks de gezinshereniging op gang komt, krijg je een hele nasleep van mensen van wie verwacht wordt dat ze integreren. En dan zijn er nog de velen met trauma’s. Tel daarbij op de totaal verschillende cultuur. Nederlanders zijn en blijven individualistisch. Ze handelen zelfstandig en denken zelfstandig. Ik ook; dat zit helemaal in me. Voor nieuwkomers is dat minder vanzelfsprekend. Die leunen vaak sterk op elkaar, met de positieve en negatieve kanten die daaraan vastzitten.”

Wat is uw advies om botsingen op dat punt te voorkomen?

„Zie het positieve van beide culturen. Dat heb ik zelf geprobeerd. Eerst schoot ik door in een soort verliefdheid op de andere cultuur, maar daar kom je van terug. Het tijd hebben voor elkaar, de beleefde omgangsvormen, de gastvrijheid: dat neem ik mee van de Arabische cultuur.

Maar de keerzijde is er wel degelijk. Het niet nakomen van afspraken, de soms vernietigende roddel: die kant is er ook in de culturen van het Midden-Oosten. Ik heb Nederlanders meegemaakt die soms heel negatief gaan praten over hun eigen cultuur om maar vriendelijk te zijn tegenover Turken en Marokkanen. Niet doen, zeg ik. Wees reëel. Er zijn heel goede dingen in de Nederlandse cultuur, bijvoorbeeld dat je op elkaar kunt rekenen.”

Op z’n Nederlands direct communiceren begrijpen ze best?

„Op een bepaalde manier doen ze dat zelf ook. Een Arabier kan bij de eerste ontmoeting vragen: Hoeveel verdien je eigenlijk? Dat is behoorlijk direct.

Op andere punten is een Arabier juist minder direct, bijvoorbeeld als het over eten voor gasten gaat. Je moet nu eenmaal je beste been voorzetten als er gasten zijn. Je zorgt dat er vlees is, ook al kun je het je misschien helemaal niet veroorloven. Als je de gesprekken zou kunnen volgen nadat je weg bent, zou je misschien horen: Wat een ellende dat hij langskwam. Dat kwam wel heel ongelukkig uit.”

Dingen niet uitspreken – dat klinkt als een recept voor teleurstelling.

„Ik ben ook zeker wel teleurgesteld geraakt. Dan merk je dat er iets is, maar je hoort niet in alle openheid wát er is. Intussen wordt er wel met anderen over gepraat. Met name bij Iraniërs leidde dat een paar keer tot een heftige teleurstelling. Dan trokken we heel intensief op met elkaar, en plotseling werd er een sluier opgetrokken waar ik niet achter kan komen. Twee keer is dat echt misgelopen en is de relatie blijvend verstoord.”

Neemt u mensen uit uw doelgroep mee naar uw huis?

„Zeker in het begin heb ik dat vaak gedaan. Nu doe ik het wat minder, ook omdat men het erg op prijs stelt dat ik hén bezoek. Maar afgelopen zondag hadden we juist nog twee moslims thuis te gast. Ze blijven mijn leven verrijken.”

Te midden van alle verschillen is het mooie dat het Evangelie in alle culturen kan landen, weet Takken. „De kerk is per definitie multi-etnisch. Daarom moet het uitgangspunt ook zijn dat Nederlandse kerken openstaan voor mensen uit andere culturen.”

Geen doelgroepgemeenten dus die zich speciaal op buitenlanders richten?

„Allochtone gemeenten, zoals Oase in Amersfoort, zie ik als tijdelijke oplossing. Het is het mooiste als deze gemeenten over een aantal jaar geïntegreerd zijn in de bestaande kerken. De tweede, derde generatie heeft het Arabisch niet meer nodig. Zij kennen het Nederlands en ook het Nederlandse denken. Maar om hen op te kunnen nemen in de bestaande kerken, is het wel nodig in hen te investeren.”

Wat had u anders gedaan als u opnieuw zou kunnen beginnen?

„Méér investeren in deze mensen. Ik zou nog meer op zoek gaan naar bekwame, stabiele mensen met een moslimachtergrond en alle energie in hen steken. Zij moeten het straks zelf gaan doen.”


Levensloop Herman Takken

Herman Takken werd op 6 april 1951 geboren in een christelijk gereformeerd gezin in Veenendaal. Als jongere groeide het verlangen om te gaan evangeliseren. Hij volgde de Reformatorische Bijbelschool in Zeist, tegenwoordig De Wittenberg. Daarna deed hij twee jaar lang pastoraal jeugdwerk in Groningen, waar hij zijn latere vrouw ontmoette. Via de Morgenlandzending vertrokken beiden, met hun twee kleine dochters, naar Libanon. Door de burgeroorlog daar moesten ze relatief snel weer terugkeren naar Nederland, waarna Takken in dienst kwam van Evangelie & Moslims. Na 34 jaar zet hij vrijdag een punt achter dat werk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer