Jambon: België en Europa wachten aartsmoeilijke tijden
DEN HAAG. De aanslagen in Brussel hebben diepe sporen in de Belgische samenleving getrokken. Bij burgers, maar ook bij de politiek. Minister Jan Jambon: „Ik heb nog nooit iets meegemaakt dat mij zó uit het lood heeft geslagen.”
De agenda van de Belgische minister Jambon is dezer dagen overvol. Toch vond hij woensdag tijd om een toespraak te houden tijdens een symposium dat was georganiseerd door het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) ”Terrorisme, Israël en internationaal recht” in Den Haag.
„Ik kom uit een getormenteerd land”, zo begon de Belgische vicepremier zijn speech. „Al een jaar lang leven we met een hoog dreigingsniveau. En als het dan écht gebeurt denk je: Dit is niet waar; dit gaat ons toch niet overkomen? Dat doet iets met een mens; dat doet iets met de hele gemeenschap.”
Aan krasse uitspraken waagt Jambon zich niet. „Dat is niet mijn stijl. Maar na een paar jaar, als het stof is neergedaald, zullen we één ding weten. Terroristen zullen onze samenleving niet kapot krijgen. Maar ze zullen ons wel veel ellende bezorgen.”
Er wachten België en Europa „aartsmoeilijke tijden”, voorspelt de minister. „Zowat heel Europa is deel van een oorlog die tot onze kerktoren voelbaar is. Het is een wij-tegen-zijverhaal. En met zij bedoel ik niet de moslimgemeenschap. Maar wel terroristen, extremisten en criminelen. Onder wij schaar ik al wie het goed meent met onze waarden en normen.”
Jambon heeft weinig goede woorden over voor de houding van een deel van de moslimbevolking in gemeenten zoals Molenbeek. „Na de aanslagen waren er straatfeesten in plaats van rouwplechtigheden. Terrorist Abdeslam kon zich vier maanden verbergen. Dat betekent dat hij de steun van de gemeenschap heeft.”
Alan Baker, voormalig Israëlisch ambassadeur in Canada, wees woensdag vooral op de zwakte van het internationale recht als het gaat om terreurbestrijding. „Terreur wordt in het reguliere internationale recht niet als misdaad erkend. Hooguit in een aantal conventies. Dat heeft alles te maken met politieke correctheid. We veroordelen het geweld, maar we hebben begrip voor de ‘zaak’.”
Baker pleit er sterk voor om internationale wetgeving tegen opruiing aan te nemen. Haatzaaierij beschouwt hij als een van de belangrijkste oorzaken van terrorisme. Hij heeft een conceptconventie opgesteld die hij bij de Verenigde Naties wil indienen. Maar ook daar stuit hij op „naïeve politieke correctheid” en de zwakte van het volkenrecht. „Het internationale recht is geen strikt rechtssysteem, maar is gebaseerd op de vrijwillige bereidheid deel uit te maken van een set verplichtingen.”
Oud-directeur van de CIA James Woolsey is zo mogelijk nog somberder over de rol van het internationale recht in de bestrijding van terrorisme. „Er is geen sheriff. Er is niemand die in een positie is om te handhaven.” Maar gezien de problemen van de 21e eeuw kan de wereld niet meer wegkijken, meent Woolsey. „Als we op iemands tenen moeten gaan staan, doen we dat gewoon.”