Josephat Torner op de bres voor albino’s
In Tanzania en omliggende landen zijn albino’s hun leven niet zeker. Dat geldt voor Josephat Torner in dubbele mate. „Hoe meer je praat, hoe meer vijanden je krijgt”, zegt de activist.
Vlak na de geboorte van Josephat Torner kwam de vroedvrouw met het advies aan zijn ouders om het ventje te vergiftigen. Torners moeder piekerde er niet over.
Dat klinkt logisch, maar veel Tanzaniaanse moeders zouden in haar geval anders hebben gekozen. De kleine Josephat bleek namelijk een albino te zijn. En een albino betekent ongeluk en vloek. Weg ermee, is het devies. Desnoods verkoop je het kind.
Maar Josephat bleef en groeide op in een dorp bij het Victoriameer, met een paar duizend inwoners. Andere albino’s waren daar niet. Torner kan zich nog levendig het moment herinneren waarop goed tot hem doordrong dat hij anders was dan anderen.
Hij was het als jongetje gewend dat kinderen begonnen te gillen als hij naar hen toeliep en wegrenden. Dat ze „witte geit” naar hem riepen. Maar op een dag wees een van de kinderen naar hem en zei: „Kom niet dichter bij me.” Josephat moet zo’n zeven jaar oud geweest zijn. Hij rende vervolgens naar huis en vroeg zijn moeder huilend waarom hij anders was dan anderen.
Die vertelde toen over zijn geboorte en over het advies van de vroedvrouw. En ze zei: „Jij bent door God zo gewild. Doe geen kwaad aan hen die jou kwaad doen. Je moet je vijanden liefhebben.”
Het zijn woorden die hij nooit meer zou vergeten, maar die ook vragen bij hem opriepen. „Ik vroeg me af waarom God me anders wilde hebben.”
Bijgeloof
Torner is inmiddels de dertig gepasseerd en is een van de bekendste albino-activisten in zijn land, en ver daarbuiten. Vorige week was hij op uitnodiging van het Liliane Fonds in Nederland.
Zijn strijd om albino’s een menswaardig bestaan te geven is nog lang niet gestreden, maakt hij in het kantoor van de stichting in Den Bosch duidelijk. Zo’n 60 procent van de Tanzaniaanse bevolking gelooft volgens hem in hekserij en is dus vatbaar voor bijgeloof rond albinisme.
Een cruciale rol daarin spelen de medicijnmannen. De Tanzaniaanse regering verbood het ‘beroep’ in januari 2015 weliswaar, maar de praktijk is weerbarstig. De medicijnmannen laten de mensen geloven dat lichaamsdelen van albino’s van grote waarde zijn. Ze brengen geluk of beschermen tegen het kwaad. Goudzoekers zouden na het innemen van albinobloed bijvoorbeeld een grotere kans hebben om op een rijke ader te stuiten. Politici zouden gemakkelijker verkozen worden. Het gevolg is een lucratieve handel in lichaamsdelen van albino’s. Die van kinderen zijn het gewildst.
Torner beschouwt zijn moeder als belangrijkste inspirator in zijn strijd tegen dergelijke waandenkbeelden. „Zij heeft altijd voor mij gevochten”, zegt hij. Zoals in de tijd dat de jonge Josephat voor het eerst naar school moest. De directeur keek bedenkelijk toen zijn moeder hem kwam aanmelden. „Nee”, zei hij. „Die kan hier niet op school. Dat kunnen we niet aan.” Maar zijn moeder hield aan, totdat de man zei: „Laten we het proberen.”
Torner denkt met veel positieve gevoelens terug aan zijn meester, die zijn best deed hem zo goed mogelijk les te geven. Hij spoorde andere leerlingen bovendien aan Josephat te helpen bij zijn beperkingen, zoals zijn beperkte zicht.
Josephat deed het goed op school en schopte het op den duur zelfs tot klassenoudste. „Ik merkte dat ik werd geaccepteerd en dat gaf me moed.”
Koeien
De acceptatie in zijn klas stond echter in schril constrast met de werkelijkheid daarbuiten. Van allerlei kanten voelde hij in het dorp afwijzing. Zo was hij in de regel niet welkom op begrafenissen en bruiloften: zijn bezoek zou ongeluk brengen. Ook zijn broers en zussen maakten hem het leven soms moeilijk. „Soms moest ik op de koeien passen en dan zag ik door mijn beperking niet dat er een koe wegliep. Mijn broers werden dan boos en sloegen me soms.” Als hij de koeien hoedde, was hij bovendien niet beschermd voor de felle zon.
Toen Torners moeder op zijn twaalfde overleed, zorgde een pastor ervoor dat hij een goede verdere schoolopleiding kreeg. Hij ging naar de universiteit, trouwde en kreeg een baan bij een Finse christelijke ontwikkelingsorganisatie.
Op een dag hoorde hij het verhaal van een vrouw die was vermoord omdat ze albino was. Even later bereikte hem nog zo’n bericht, en kort daarop nog één, en nog één. „Een andere albino kwam bij me op bezoek en vroeg zich vertwijfeld af wat we moesten doen. Ik heb daarna tegen mijn vrouw gezegd dat ik mijn baan ging opzeggen. Ik besloot me te gaan inzetten voor de veiligheid van de albinogemeenschap in mijn land.”
Het was Torner bovendien duidelijk geworden dat niet alleen zijn eigen leven, maar ook dat van zijn verwanten in gevaar verkeerde. „Mijn vrouw liep evengoed risico, want zij zou de eerste zijn om mij te beschermen.”
Pas nog hoorde Torner het verhaal van een moeder die met een machete in haar hoofd werd gestoken omdat ze haar albinodochtertje wilde beschermen. „We moeten haar eerst doden”, hadden de ontvoerders gezegd. Het lichaam van haar dochtertje werd drie dagen later in het bos teruggevonden, met een paar ontbrekende lichaamsdelen.
Aanslagen
In Tanzania verbetert het bestaan van albino’s langzaamaan, al is er nog een lange weg te gaan. In het naburige Malawi en Mozambique, maar ook in West-Afrikaanse landen zoals Mali en Nigeria lijkt de jacht op hen echter juist geopend. „De jacht”, het is een woord dat Torner letterlijk gebruikt.
Torners ambities gaan dan ook verder dan alleen zijn eigen land. Hij begon zijn verhaal te doen in lokale Tanzaniaanse gemeenschappen, maar liet zijn geluid al snel ook nationaal en internationaal horen. Zo sprak hij onder meer de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties toe.
Of zijn werk gevaarlijk is? „Hoe meer je praat, hoe meer vijanden je krijgt”, zegt hij. De activist overleefde inmiddels twee aanslagen. De laatste keer was in 2012, toen hij na een voorlichtingsbijeenkomst in de noordelijke stad Arusha terugkeerde in zijn hotel.
Even na middernacht kwamen drie gemaskerde mannen zijn kamer binnen en sleurden hem een auto in. „Ik dacht: Dit is het einde van mijn leven.” Door optreden van de politie liep het goed af, maar de boodschap was duidelijk. „Ze wilden me monddood maken.” Torner is ervan overtuigd dat het om huurmoordenaars ging, gestuurd door machtige zakenlui die ook in lichaamdelen van albino’s handelen.
Na de aanval belde Torner met zijn predikant. „Hij zei: „Wees niet bang, je bent in de hand van God.” „Ik besloot dus door te gaan met mijn werk.”
Hij merkt echter op dat het een moeizame strijd is. „Er zijn machtige zakenmensen betrokken bij de handel en zelfs politici. Zij hebben geld genoeg om de juiste personen om te kopen. Wij kunnen diezelfde tactiek niet inzetten. Het is daarom moeilijk deze oorlog te winnen, maar bitter nodig.”
Schepsels
Torners einddoel is dat albino’s een normaal leven kunnen leiden en de zorg krijgen die ze nodig hebben. Zo zijn zonnebrand- en huidcrèmes nog nauwelijks beschikbaar in veel Afrikaanse landen. Veel albino’s hebben daarom een lage levensverwachting van zo’n 30 jaar en sterven aan huidkanker.
Torner werkt bovendien wereldwijd samen met stichtingen zoals het Liliane Fonds in het opzetten van safehouses, plekken waar albinokinderen veilig kunnen wonen. Die tehuizen zijn noodoplossingen, onderstreept hij. „Albinokinderen moeten gewoon tussen de bevolking kunnen opgroeien. Maar feit is dat juist zij nog een makkelijk doelwit zijn voor mensen met kwade bedoelingen.”
Het belangrijkste noemt hij de voorlichtingsprogramma’s om de kennis over albinisme onder de bevolking en de direct betrokkenen te vergroten. „Voorlichting is de sleutel van alles. Zonder dat bereiken we niets”, onderstreept hij. Hij vertelt dat albino’s zelfs na hun dood vaak nog niet veilig zijn. „Ze worden opgegraven en hun lichaamsdelen gestolen. Alleen door het aanbieden van de juiste kennis kun je dergelijke praktijken tegengaan.”
De kerken kunnen een belangrijke rol spelen in het bevorderen van de bewustwording, zegt Torner. „De kerk gaat uit van het basisprincipe dat iedereen een schepsel van God is. Ze is daarom vaak de stem van de stemlozen geweest. De gebieden waar albino’s vermoord worden, zijn in Tanzania niet toevallig de grotendeels ongekerstende regio’s, waar maar weinig kerken zijn.”
Hij is intussen blij met alles wat al is bereikt. „In mijn kinderjaren was er nog geen enkele voorziening voor albino’s. Mijn moeder is feitelijk begonnen om daar verandering in te brengen door ruimte voor mij te vragen op school. Ik bewonder haar daarom.”