Commentaar: Urgentiebesef terreurbestrijding sneeuwt bij politici soms onder
Iedereen is het er wel over eens dat de aanpak van terrorisme de hoogste prioriteit moet hebben. De burger wil veiligheid. De politiek beseft dat ze snel tot (aanvullende) maatregelen moet besluiten. Politie en justitie doen hun best om terroristen te arresteren. Het urgentiebesef lijkt dus aanwezig te zijn.
Ieder mens weet ook dat in de hectiek van de strijd tegen het kwaad fouten gemaakt worden. Immers, ook autoriteiten zijn feilbaar, en waar gehakt wordt, vallen spaanders. Belangrijk is wel om van die fouten te leren.
Of Nederland nu werkelijk een fout heeft gemaakt, daarover zijn waarnemers het niet eens. Feit is wel dat een van de Brusselse aanslagplegers vorig jaar zomer in Nederland was en dat hem tijdens zijn –korte– verblijf geen strobreed in de weg werd gelegd. Hoe kon dit?
In een brief aan de Kamer heeft minister Van der Steur uitgelegd dat de autoriteiten niets te verwijten valt. Verschillende fracties zijn echter niet overtuigd. Daarom werd voor donderdagavond een debat gepland. Dat debat werd later uitgesteld. Waarom? Omdat de brief van Van der Steur iets later aankwam dan afgesproken. De parlementariërs wilden een langere leespauze. Tot? Tot dinsdag.
Een beetje bizar is dit natuurlijk wel. Als het echt moet, kan zelfs een tamelijk onervaren Kamerlid zo’n brief binnen vijf minuten gelezen hebben. Dus dat argument is zwak. Zou het kunnen zijn dat het feit dat alle nieuwszenders een aangepast programma hadden vanwege het overlijden van oud-voetballer Cruijff de werkelijke reden voor het uitstel was? Van politici is bekend dat ze vooral willen debatteren als de camera’s draaien. Over urgentiebesef gesproken.
Ieder is er ook van overtuigd dat de strijd tegen terrorisme alleen kans van slagen heeft als (diensten van) democratische landen de handen ineenslaan. Daarbij ligt het zeker voor de hand dat de lidstaten van de Europese Unie in gezamenlijkheid en eensgezindheid optrekken.
Dat er nog veel schort aan die samenwerking wordt wel onderstreept door het geval-Bakraoui. Nederland wist niet dat deze man in België bekend was als crimineel. Turkije stelde op een heel laat moment de Belgen op de hoogte van zijn komst naar hun land. En Nederland wist van niks. Maar het liet ook niet het gezonde verstand werken. Iemand die, zoals Bakraoui, door een land wordt uitgezet, heeft iets op zijn kerfstok.
Regeringen zijn het erover eens dat het ontoelaatbaar is dat inlichtingendiensten langs elkaar heen werken. Maar geen enkel land neemt het voortouw om snel tot een goed functionerend gezamenlijk inlichtingenapparaat te komen. Een hartstochtelijke oproep van Eurocommissaris Timmermans om de samenwerking te verbeteren, lijkt aan dovemansoren gericht. Over urgentiebesef gesproken.
Dat regeringen en parlementen spreken over de noodzaak om terrorisme te bestrijden, is prima. Dat erop wordt aangedrongen snel adequate maatregelen te nemen, is ook prima. Dat een harder beleid wordt beloofd, is ook uitstekend. Maar laat men niet alleen woorden spreken, maar ook met daden tonen dat het urgentiebesef leeft. De situatie is ernstig genoeg.