Karadzic had vele gezichten
RIJSWIJK (ANP). Dichter, psychiater, politiek leider, oorlogsmisdadiger, onderduiker en alternatief genezer. De Bosnisch-Servische Radovan Karadzic droeg voor zijn uitlevering een reeks petten.
De in 1945 in Montenegro als boerenzoon geboren Karadzic studeerde medicijnen in Sarajevo, waar hij het tot psychiater bracht. Zijn collega’s omschreven hem als dominant maar beminnelijk.
In 1990 verscheen hij op het politieke toneel als leider van de Servische Democratische Partij (SDS). Bij de eerste verkiezingen met meer partijen na de val van het communisme kreeg hij vrijwel alle stemmen van de Bosnische Serviërs. Met een dergelijke machtsbasis kon hij zich ontpoppen als een bizar politicus, die bloedbaden goedpraatte.
In 1991 kondigde hij al een „onontkoombare etnische en religieuze oorlog” in Bosnië aan. Een jaar later benoemde hij zichzelf tot president van de Bosnische Serviërs. Hij had maar één doel: afscheiding van Bosnië en vereniging met Servië en Montenegro. Hij genoot lange tijd de onvoorwaardelijke steun van de toenmalige Servische president Milosevic, maar Karadzic’ aanhoudende weigering in te stemmen met welk vredesvoorstel dan ook leidde tot een breuk.
Beloften deed Karadzic genoeg, maar hij kwam er even gemakkelijk van terug. Zijn uitspraken waren zo vaak duidelijk onwaar, dat sommigen hem een „pathologisch leugenaar” of „praktiserend psychopaat” noemden. Toch was het beeld dat hij schetste consequent: dat van de Serviërs als slachtoffer van de godsdienstige oorlog van de moslims.
Hij begon een etnische zuivering van „zijn” deel van het land. Tijdens de val van Srebrenica, een moslimenclave die door Nederlandse blauwhelmen werd ‘beschermd’, werden in juli 1995 duizenden moslimmannen en -jongens gedood.
Karadzic’ macht begon pas af te brokkelen toen zijn partij in 1997 de vervroegde verkiezingen verloor. Na 2000 hield hij zich schuil in de Servische hoofdstad Belgrado als Dragan Dabic - een met dikke witte baard getooide alternatief genezer. In 2008 werd hij ontdekt en uitgeleverd aan het Joegoslavië-Tribunaal.