„Artikel 23 past bij liberale beginselen”
Verschillende VVD’ers stelden de afgelopen jaren voor de vrijheid van onderwijs in te perken. Dinsdag verscheen een discussienotitie waarin de liberalen hun traditie uit de jaren ’70 weer oppakken: een duaal bestel met openbaar en bijzonder onderwijs. Een van de opstellers, VVD-kamerlid Balemans, legt uit hoe alles weer op zijn pootjes is terechtgekomen.
Voormalig minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken pleitte halverwege de jaren ’90 voor afschaffing van artikel 23 van de Grondwet, over de vrijheid van onderwijs. VVD-leider Zalm viel in de verkiezingscampagne van 2002 reformatorische scholen aan. VVD-kamerlid Hirsi Ali eiste vorig jaar een verbod op het stichten van islamitische scholen.
Tegenover al die vernieuwingsdrang stond al die tijd de lijn-Cornielje. Dit VVD-kamerlid stond pal voor artikel 23 en had als symbool daarvan altijd een geplastificeerd kaartje met de tekst van dit grondwetsartikel op zak. De discussienotitie die dinsdag in de openbaarheid kwam, kiest onomwonden voor de lijn-Cornielje.
Balemans: „De VVD heeft in de jaren ’70 onder leiding van Haya van Someren uitgesproken dat het unieke Nederlandse onderwijsbestel, met openbaar en bekostigd bijzonder onderwijs, uitstekend past bij liberale beginselen. Particulier initiatief, keuzevrijheid voor ouders, pluriformiteit en enige concurrentie tussen de scholen zijn elementen die ons aanspreken. Sommige liberalen denken er anders over. Dat horen we dan wel op 17 april, als we een studiedag over het rapport beleggen. Wij zijn het met de critici niet eens. Een onderwijsstelsel dat alleen uit overheidsscholen bestaat, betekent een verarming ten opzichte van de huidige situatie.”
Sommige VVD’ers vinden dat bijzondere scholen alle aangemelde leerlingen moeten opnemen. De opstellers van het rapport nemen in die discussie een conservatief standpunt in. Balemans: „Het recht van scholen om kinderen te weigeren die niet passen bij de grondslag van de school beperkt de onderwijsvrijheid voor ouders niet wezenlijk. Bij het kiezen van een school voor mijn kinderen heb ik ervaren dat de keuzevrijheid maximaal is.”
Balemans wijst op een rooms-katholieke school in Utrecht die als huisregel instelde dat meisjes geen hoofddoekjes mogen dragen. „De school was daarover duidelijk naar iedereen. De Commissie Gelijke Behandeling heeft de school in het gelijk gesteld. Daar ben ik het mee eens. Scholen mogen regels stellen, mits die voor iedereen gelden en scholen die consequent toepassen. Dan zijn we eruit.”
Met handhaving van de huidige situatie is het ontstaan van witte en zwarte scholen niet opgelost. Balemans vraagt zich af of de overheid dat wel kan: „De enige oplossing voor het mengen van witte en zwarte leerlingen is een verplicht spreidingsbeleid. Kinderen uit villawijken moeten in achterstandswijken naar school en omgekeerd. Ouders hebben geen keuzevrijheid meer en het kost de gemeenschap handenvol geld. We kunnen de middelen beter gebruiken om scholen die veel achterstandsleerlingen hebben extra te ondersteunen.
Wat wilt u doen met scholen op islamitische grondslag? Het rapport is daar heel summier over.
„Iedereen moet zich houden aan de wet. Dat geeft rechten, maar brengt ook plichten met zich mee. Als scholen meisjes discrimineren en zaken als eerwraak verdedigen, is dat onaanvaardbaar. Excessen moeten we keihard aanpakken.”
Doelt u dan op gescheiden onderwijs en aparte ingangen voor meisjes en jongens?
„We gaan er in Nederland van uit dat meisjes en jongens in één klas zitten. Gebeurt dat niet, dan moet je heel goede argumenten hebben. Een argument kan in ieder geval niet zijn dat meisjes minderwaardig zijn of minder hoeven te leren dan jongens. Dat is in strijd met de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen.”
Maar als scholen de scheiding baseren op hun godsdienstige overtuiging?
„Daar moet je voorzichtig mee omgaan. Ook orthodox-Joodse scholen geven soms gescheiden onderwijs. Dat is te billijken, maar het mag nimmer leiden tot discriminatie. Het gaat om gelijke kansen voor meisjes en jongens.”
Is uw collega Hirsi Ali het eens met de consistente lijn die u in de discussienota uiteenzet?
„We kunnen het goed met elkaar vinden, ook inhoudelijk. We willen beiden de best mogelijke scholing voor kinderen. En voor het overige: ik ben de onderwijswoordvoerder.”