Oezbeekse autoriteiten verhullen nieuws over geweld
Plassen roodgekleurd water zijn de stille getuigen van het bloedige geweld dat zich in de straten van Tasjkent heeft afgespeeld. Schoonmaakploegen zijn met waterslangen druk in de weer om de sporen van drie dagen van zelfmoordaanslagen en felle vuurgevechten weg te spoelen.
Als in een oude reflex willen de Oezbeekse autoriteiten het ongunstige nieuws letterlijk zo snel mogelijk wegwerken. De televisie maakte in het avondjournaal van dinsdagavond alleen nog terloops melding van het geweld van islamitische extremisten, dat deze week ten minste 42 mensen het leven heeft gekost.
Er ligt water op de straat waar twee mannen zichzelf opbliezen, drie politieagenten in hun dood meesleurend. Een andere plas verderop markeert de plaats waar de politie een vrouw in de benen schoot, wat haar niet belette een zelfgemaakte bom tot ontploffing te brengen.
De waterslangen spoten ook de trappen en de stoep schoon van een flatgebouw waar vijf mannen in een uren durend vuurgevecht met de politie het leven lieten. Van een uitgebrand gebouw waren de met kogelinslagen gepokte muren nog drijfnat van het water. En er lag een plasje in de aarde bij het huis van Hairniso Soepijeva in de voorstad Kibray. Een vrouw had zichzelf daar opgeblazen; de scherven van haar bom doorzeefden de blauwe metalen poort.
Net als in Madrid, Istanbul, Jakarta en andere steden maakte het geweld in de Oezbeekse hoofdstad willekeurige slachtoffers: klanten van een winkel en bezoekers van de Tsjorzoe-bazaar.
De regering van Oezbekistan heeft zich in de oorlog tegen terreur verbonden met de Verenigde Staten. Amerikaanse eenheden zijn voor de strijd in Afghanistan op 400 kilometer afstand van Tasjkent in Oezbekistan gelegerd. Amerikanen bezoeken soms de stad, maar van hun aanwezigheid is verder nauwelijks iets te merken.
De islam beheerst het openbare leven evenmin. Mensen drinken wodka en de moskeeën versterken hun gebedsoproepen aan de gelovigen niet om de omwonenden niet te storen.
Tussen de grauwe woonblokken uit de Sovjettijd en de eengezinswoningen die plotseling door terrorisme werden overvallen, lieten twee groepen Tasjkenten zich op straat zien: Oezbeekse vrouwen in lange gewaden en met kleurige hoofddoeken om en Russinnen in rok of broek. De groepen spraken verschillende talen, maar deelden dezelfde angst en woede.
Toen de avond viel en muskieten begonnen te steken, mochten geëvacueerde bewoners van de alomtegenwoordige politie nog niet naar hun huizen terugkeren. De meeste mensen schikten zich gelaten, maar hier en daar klonk gemopper op president Islam Karimov, die zich niet liet zien en zich blijkbaar niet om de slachtoffers bekommerde. Zonder rechtstreekse verslagen op radio of televisie en zonder persconferenties moest de bevolking het zonder enige uitleg van de autoriteiten stellen.
Toen dinsdag aan het eind van de dag de slangen weer waren opgeborgen, was er dan eindelijk het journaal op televisie, door de Oezbeken cynisch „het nieuws uit het paradijs” genoemd. De opening van het nieuws maakte duidelijk waar Karimov het zo druk mee had gehad: hij moest de president van Litouwen ontvangen.