Botsingen over religie zullen in Nederland niet uitblijven
Twee derde van de Nederlanders behoort niet tot een kerk of geloofsrichting. En in de grootste kerk van ons land, de Rooms-Katholieke Kerk, gelooft slechts een klein deel (een zesde) in een God Die Zich met ieder mens persoonlijk bezighoudt. De rest is veeleer ietsist of agnost.
De trends die de jongste versie van de onderzoekreeks ”God in Nederland” ons laat zien, zijn niet verrassend. Zoiets viel helaas te verwachten. Ze zijn wel schokkend. We leven steeds meer in een godsdienstloze maatschappij. Wat heeft dat voor consequenties?
Heeft een maatschappij godsdienst nodig om te kunnen functioneren? Om niet uit elkaar te vallen? Zo is het wel gesteld. Soms ook door mensen die zelf met de godsdienst gebroken hadden. De socioloog Emile Durkheim beklemtoonde ruim een eeuw geleden de waardevolle, samenbindende werking van godsdienst. Maar zelf deed deze Franse rabbijnenzoon nergens aan.
Ook in later jaren zijn er, met name in conservatieve kringen, tal van positieve woorden gewijd aan de maatschappelijke waarde van de godsdienst. Ook door mensen die zelf niet of nauwelijks praktiserend waren.
Gemeenschap
Het behoren tot een kerk, het belijden van dezelfde godsdienst, schept onmiskenbaar een band tussen mensen. In de Apostolische Geloofsbelijdenis wordt gesproken van de gemeenschap der heiligen. Dat is wel allereerst een religieuze band, maar die bevordert wel degelijk ook sociale bindingen.
Ook in de moderne samenleving, die een dynamisch en grootschalig karakter draagt, is dat duidelijk aan te wijzen. Waar, zeker in sterk verstedelijkte milieus, mensen gemakkelijk langs elkaar heen leven en de sociale cohesie te wensen overlaat, kunnen religieuze gemeenschappen compensatie bieden voor het teloorgaan van traditionele bindingen.
Overigens kunnen godsdienstige scheidslijnen gemakkelijk ook forse maatschappelijke conflicten veroorzaken. In Europa hebben we dat vroeger gehad tussen protestanten en rooms-katholieken. We zien dat thans in tal van landen tussen christenen en moslims, of in de islamitische wereld tussen soennieten en sjiieten.
De godsdienstige dimensie geeft aan die conflicten vaak extra scherpte. Dat brengt sommige atheïsten tot de conclusie dat de wereld zonder godsdienst beter af zou zijn. Maar seculiere ideologieën (communisme en nationaalsocialisme) bleken in de vorige eeuw ook met veel ellende en geweld gepaard te gaan.
Duidelijk zal zijn dat de samenbindende kracht van de godsdienst met name van betekenis is voor de maatschappij wanneer in het betreffende land het overgrote deel van het volk godsdienstig is en dan ook dezelfde godsdienstige richting aanhangt.
Overigens is niet altijd de religieuze band sterk genoeg om diepgaande tegenstellingen te overbruggen. In Rwanda vermoordden de rooms-katholieke Hutu’s in de jaren negentig van de vorige eeuw op grote schaal de eveneens roomse Tutsi’s.
Christelijk Europa
Uiteraard is ook de aard van de godsdienst van belang. In islamitische landen vormt de islam een sterke integrerende kracht die heel het openbare leven doortrekt. Maar dat is bepaald niet positief te duiden.
Europa droeg vroeger een christelijk karakter. De vele oude kerkgebouwen die men alom in ons werelddeel tegenkomt, getuigen daarvan. In de discussie over de Europese grondwet begin deze eeuw is nog aan de orde geweest of daarin toch niet ergens naar die christelijke wortels zou moeten worden verwezen. Maar van dat christelijke karakter van Europa moeten we ons ook weer niet te veel voorstellen. Rome zette daar, niet alleen in de middeleeuwen maar ook in later tijd, in hoge mate zijn stempel op.
Van Nederland kan nog weer eens meer gezegd worden dat het calvinisme (om met Kuyper te spreken) de grondtoon van ons volkskarakter vormde. Maar de gereformeerden waren altijd in de minderheid. Soms een invloedrijke minderheid, veel vaker een verachte minderheid. En thans slechts een kleine minderheid.
Seculiere waarden
Maar ook bij hen die met kerk en godsdienst gebroken hebben, is er in de huidige tijd nog wel een nawerking van bepaalde christelijke normen en waarden te bespeuren. Noties van eerlijkheid en naastenliefde zijn in onze wetgeving vastgelegd. Het christelijk verleden werkt nog door, al is er duidelijk sprake van slijtage. Werden in het midden van de vorige eeuw de christelijke huwelijksmoraal en de bescherming van het menselijk leven tegenover abortus en euthanasie nog in belangrijke mate onderschreven door de niet-confessionele partijen, thans is daar geen sprake meer van.
In hoeverre heeft een maatschappij gemeenschappelijke waarden en normen nodig om te blijven voortbestaan? En moeten die een godsdienstige basis hebben? In de westerse wereld fungeren de rechten van de mens tegenwoordig als een moreel toetsingskader. De plichten van de mens (toch ook niet onbelangrijk) krijgen duidelijk minder aandacht.
Zonder godsdienstige verankering blijven dergelijke seculiere waarden en normen gevoelig voor de golfslag van de publieke opinie. Dat iets niet meer van deze tijd is, wordt dan algauw het beslissende criterium. Zeker wanneer mensen zich, zoals tegenwoordig, sterk door hun gevoelens laten leiden.
Gelukkig is er ook bij hen die leven buiten het licht van Gods openbaring altijd nog enig besef van goed en kwaad aanwezig. In de Bijbel wordt daar met name in de Romeinenbrief over gesproken. God heeft de gevallen mens nog niet geheel aan zijn eigen dwaasheid overgegeven. Dat geldt ook voor hen die van God en godsdienst volstrekt niet meer weten willen. Daardoor kan een godsdienstloze samenleving nog enigszins een ordelijke en vreedzame samenleving zijn.
Bovendien blijven maatschappelijke structuren in de praktijk van het leven vaak ook zonder een diepere legitimatie in stand. Gewoon omdat ze er nu eenmaal zijn en niet al te beroerd functioneren. En ook omdat een (groot) aantal mensen er belang bij heeft dat ze blijven voortbestaan en er sancties uitgedeeld worden aan hen die zich niet aan de regels houden.
Maar er is dan wel een betrekkelijk grote kwetsbaarheid. Het is zogezegd een reus op lemen voeten. Wat gaat er gebeuren bij een ingrijpende economische, militaire of ecologische crisis?
Een mening
Wat betekent dit alles voor onze Nederlandse samenleving, die steeds meer een godsdienstloos karakter krijgt? Allereerst moeten we bedenken dat er ook in vorige eeuwen door streng gereformeerden regelmatig geklaagd werd over het teleurstellende christelijke gehalte van staat en maatschappij.
Maar er is natuurlijk wel een negatieve ontwikkeling te signaleren. Had de PvdA rond 1960 in haar beginselprogram een artikel staan over huwelijk en gezin dat zo door de SGP zou kunnen worden overgenomen, thans denken veel socialisten en niet-socialisten daar volstrekt anders over. Huwelijksband en gezinsopvoeding hebben voor hen niet zo veel betekenis meer. Zo raakt ook de zondag zijn speciale plaats steeds meer kwijt.
Kerken verliezen hun maatschappelijke betekenis. Zij vormen een slinkende minderheid. Bovendien staan ook binnen veel kerken de Bijbelse waarden en normen onder druk. Voor veel kerkleden is het geloof niet veel meer dan een aangeklede vorm van ietsisme. Qua opvattingen ten aanzien van huwelijk en homoseksualiteit, om ons daartoe te beperken, wijken ze nauwelijks af van hen die niet tot een kerk behoren.
Voor mensen met uitgesproken Bijbelse standpunten zal er in de moderne godsdienstloze samenleving weinig begrip zijn. Waarom passen ze zich niet aan en houden ze hun afwijkende standpunten niet achter de voordeur? Godsdienst ziet men als niet meer dan een mening. De eigen aard van religie als iets wat diep in een mens verankerd is, wordt nauwelijks meer beseft. Botsingen daarover zullen niet uitblijven.