Meer herten, meer toeristen, maar ook meer stropers in Deelerwoud
DEELEN. In het Deelerwoud lopen veel edel- en damherten omdat er al vijftien jaar niet meer wordt gejaagd. Dat trekt niet alleen meer toeristen, maar ook meer stropers.
Dat zegt boswachter Jaap Krul van Natuurmonumenten die het terrein beheert. Het Deelerwoud is een 1200 hectare groot natuurgebied tussen Apeldoorn en Arnhem. In 2001 startte Natuurmonumenten een experiment om er niet meer te jagen op dam- en edelherten.
Sinds twee jaar gebeurt dat ook niet meer op het wilde zwijn en is het jachtvrije gebied vergroot naar een gedeelte van Nationaal Park Veluwezoom.
Het aantal edelherten is tussen 2002 en 2014 toegenomen van 49 naar 264. Het aantal damherten groeide in die tijd van 64 tot 400. De groei van de edelhertenstand heeft zich inmiddels gestabiliseerd, de groei van damherten nog niet.
Door het beëindigen van de jacht zijn de herten minder schuw geworden. De kans om de dieren te zien, is volgens Natuurmonumenten verdriedubbeld.
Het is dan ook qua toeristen een stuk drukker geworden in het Deelerwoud. Vooral tijdens de bronsttijd komen er uit het hele land wildliefhebbers naar het gebied om het spektakel van dichtbij te kunnen zien en horen. Krul: „Het is hier een superbronst. Van heinde en verre komen mannetjesherten naar de bronstige hindes in het Deelerwoud.”
Een negatieve bijkomstigheid van de grote aantallen herten is dat er ook meer stropers in het gebied actief zijn. Krul: „Sommigen zijn zo brutaal dat ze het gebied ’s nachts gewoon per auto doorkruisen. En wij kunnen niet overal tegelijk zijn, dus vaak komen ze ook weer ongezien weg.”
Een ander probleem is dat de beheerders van naastgelegen terreinen veel meer herten in hun bossen krijgen dan ze willen.