Samen onderzeeboot ontwikkelen lijkt lastig
DEN HAAG (ANP). Vergaande samenwerking met andere landen is volgens Defensie noodzakelijk bij de vervanging van de onderzeeboten, maar samen met een ander land een onderzeeboot ontwikkelen lijkt lastig. Dat kwam naar voren uit een briefing van Defensie in de Tweede Kamer woensdag.
De huidige vier onderzeeboten van de Walrus-klasse gaan mee tot 2025. Minister Jeanine Hennis (Defensie) wil ze vervangen door een type dat opnieuw langdurig over de hele wereld kan worden ingezet. Daarvoor is 2,5 miljard euro gereserveerd.
Defensie kijkt vooral naar Noorwegen dat nu ook naar vervanging van zijn onderzeeboten kijkt. Volgens Sebastian Reyn (Hoofd Beleid) zijn de contacten met dat land „zeer intensief”. Maar de Noren willen kleinere boten dan Nederland. Ze hebben geen behoefte aan onderzeeërs die mondiaal kunnen opereren. Hetzelfde geldt voor de Zweden. Andere mogelijke partners willen weer grotere boten (Australië) of hebben ze net vervangen (Duitsland).
Momenteel werkt de onderzeedienst al samen met andere landen. Dat gebeurt op het gebied van onderzoek, onderhoud en opleiding. In verband met de kosten wil Defensie de samenwerking voor de nieuwe boten verder uitbreiden. Hennis erkende eerder dat de wens om de boot overal in te zetten grenzen stelt aan de samenwerking.
De marine gebruikt de onderzeeboten voornamelijk voor het vergaren van inlichtingen. Volgens schout-bij-nacht Pieter Bindt van de militaire inlichtingendienst MIVD zal ons land „een grote veer laten vallen” op inlichtingengebied als de onderzeeboot niet wordt vervangen.
Een besluit over de aanschaf van nieuwe onderzeeboten zal door het volgende kabinet worden genomen.