Laag afgedaald
Hebreeën 2:6
„Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt? Of des mensen zoon, dat Gij hem bezoekt?”
Wij mensen kunnen onszelf wel met zakken bekleden en as op onze hoofden strooien. Maar dat God Zichzelf met stof en as bekleedt (zoals Nebukadnezars beeld, een hoofd van goud en de voeten van leem), dat is een lager vernedering dan dat een koning bekleed werd met bedelaarsklederen, of dat hij een kikvors, een worm of het geringste schepsel werd. Was ons vlees een prachtig kleed om de godheid ermee te bekleden? De engelen waren meer dan de mensen. Het zou een vernedering voor hen zijn als ze een menselijk lichaam aannamen (Hebreeën 2:7-9). Dit is wel een oorzaak van verwondering, maar geen oorzaak van ergernis. Tertullianus zegt: Hoewel God te groot is om Zichzelf met enige natuur te bekleden, nochtans waarmee Hij Zichzelf ooit bekleedt (ons vlees), dat maakt Hij Zichzelf waardig.” Dat houdt in: wat Christus geleden heeft, hetgeen de grootheid of de uitnemendheid van Zijn Persoon onwaardig schijnt, dat was alles om onzentwil. Hoe lager Zijn vernedering was, des te groter was Zijn liefde tot ons. De reden waarom Christus de menselijke natuur aangenomen heeft, was om de mens te verlossen; want de mens had gezondigd. Daarom moest de mens ook lijden en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. Hij nam ook de menselijke natuur aan om de wet als mens te gehoorzamen en die voor ons te vervullen.
John Wall, predikant te Londen
(”Niemand dan Christus”, 1666)